‘Ik heb niet het idee dat ik Nederland ga redden’

Door Carel Brendel, 10 januari 2011

De Onzichtbare AyatollahOud-journalist Carel Brendel besteedt zijn pensionering aan het schrijven van boeken over links en de islam. Het verbaast hem dat de partij die in zijn jeugd zo tegen de kerk ageerde, de islam kritiekloos omhelsde. Het viel hem jaren geleden al op. ‘We waren juist blij dat het wat minder werd met die dominees en pastoors.’

Door Liesbeth Wytzes

Van alle anti-islamstemmen is die van Carel Brendel wel het vriendelijkst. Brendel, oud-journalist van Het Parool , Vrij Nederland en het AD en ondanks zijn pensionering hard aan het werk, schreef eerder Het verraad van links, over de teloorgang van de linkse partijen. Dat boek werd zo goed als doodgezwegen, vandaar dat hij een weblog begon met dezelfde naam.

Onlangs verscheen De onzichtbare ayatollah, een pleidooi voor een herwaardering van Europese waarden en een handleiding hoe de discussie te voeren met en over moslims. Het boek bevat ook een tamelijk hilarische bijdrage van de arabist Hans Jansen over diens wederwaardigheden rond het Wilders-proces, en een betoog van de oorspronkelijk Egyptische islamkenner Nahed Selim. Dit alles opgeschreven op een manier die je onmogelijk anders kunt noemen dan redelijk en netjes.

Zo is Brendel (61) in het echt ook. Rustig, vriendelijk, voorkomend, een aardige meneer, een beetje verlegen. In de inleiding van zijn boek zegt hij: ‘In mijn jeugd was het links om kritiek te leveren op onderdrukkende religies. Ik begrijp daarom niet waarom critici van de islam voortdurend als rechts worden bestempeld. Ik verwerp dat etiket. Voor u ligt gewoon een links boek.’

Die zin kan wel worden beschouwd als de drijfveer achter het denken van Brendel en als de rode draad door het boek.

Brendel is absoluut niet het prototype van de ‘bange witte man’ die vreest voor iets wat hij niet kent. Hij woont niet in een of andere grachtengordel of in een wit dorp, maar in een semi-Vogelaarwijk in Amersfoort die hij vanaf de jaren tachtig heeft zien veranderen, al is er in zijn geval beslist geen sprake van een ‘tsunami’ aan moslims. Hij komt niet uit de burgerij, maar is zoon van een radencommunist. Romantisch woord voor een piepkleine beweging binnen het marxisme, die arbeidersraden zag als de ideale vorm van revolutionaire organisatie.

Brendels vader, die in 2007 stierf op zijn 91ste, bleef tot het laatst aanhanger van dat radencommunisme. ‘Hij bleef geloven in een utopie. Hij zei ook dat het radencommunisme veel aanhang had, maar als je dat naging, waren er in Duitsland misschien tien aanhangers, in Denemarken drie en in Frankrijk 25. Het was een klein groepje, en ze discussieerden alleen maar. Terwijl de echte communist actie wil. Door de internationale contacten van mijn vader had ik wel een leuke jeugd, er kwamen vaak gasten uit het buitenland.’

Brendel zelf stemde bijna altijd links, op de CPN, op de PSP, zelfs een keer op de Partij voor de Dieren. Een vergissing, zegt hij, een tussenstapje op weg naar de VVD, waarop hij bij de laatste verkiezingen stemde.

Zo iemand kun je onmogelijk rechts noemen. Maar toch. ‘Ik word gezien als rechts, maar ik kom uit een heel erg links milieu. In 2003 stemde ik nog SP. Aan het bestrijden van Hans Janmaat en diens Centrumpartij heb ik volop meegedaan, hoewel er toen ook weleens een moment van twijfel was.

‘Ik ben opgegroeid in de tijd van tv-programma’s als het satirische Zo is het toevallig ook nog eens een keer, waarin flink tegen de kerk werd aangeschopt. Ik kan me herinneren dat m’n moeder dan voor de tv ging zitten en zei: “Ha, nu gaan we lekker gekwetst worden.” Of het ‘ezelsproces’ in 1967, tegen schrijver Gerard Reve wegens godslastering, omdat hij Christus had vergeleken met een ezel. We waren toen juist blij dat het wat minder werd met al die dominees en pastoors.

‘We hebben de Index gehad, de lijst met volgens de katholieke kerk verboden boeken. Die werd pas afgeschaft in 1966. En opeens kwam je overal imams en djellaba’s tegen. Ik dacht: wat is het toch vreemd dat de mensen die vroeger tegen de katholieke kerk waren, nu vinden dat je geen kritiek kunt hebben op de islam.’

Brendel zag het ook in zijn privéleven. ‘Mijn kinderen zaten in de jaren negentig op school. Daar waren onderwijzers die Suikerfeest wilden vieren. Of een Turkse dag. Ik dacht, wat is dat nou? De eerste hoofddoekjes verschenen. De kinderen die die droegen, werden in het begin nog uitgelachen door de andere Turkse en Marokkaanse kinderen. Toen dacht ik voor het eerst: toch vreemd dat links dat allemaal maar laat gaan.’

In 1983 verscheen het rapport Gastarbeid en kapitaal van de SP, een van de eerste kritische geluiden uit de politiek tegen het Nederlandse immigratiebeleid. ‘De achterstand in ontwikkeling ten opzichte van ons land en de konsekwente opvattingen die zij over hun (islamitiese) geloof hebben, maken dat zij hoegenaamd kansloos in onze maatschappij staan,’ aldus de SP in de spelling van toen.

‘Daar was nogal wat opwinding over. Ik snapte dat niet. De SP werd uitgemaakt voor een linkse Janmaatpartij. Toen kwam Frits Bolkestein met zijn islamkritiek, die was een fascistisch zwijn. En toen Pim Fortuyn, die werd ook met iedereen vergeleken. Anne Frank werd erbij gehaald, Hitler, Mussolini, Haider. Nu Geert Wilders. Meneer Rob Riemen, van het Nexus Instituut, laat een boekje verschijnen waarin staat dat Wilders fascist is. Nou, dat woord wordt al jaren gebruikt en het maakt geen indruk. Dezelfde methodes worden gebruikt om het debat te onderdrukken. Eigenlijk schiet dat hele debat niet op.’

Toch is er vooruitgang. ‘De SP moest dat rapport dertig jaar geleden in de shredder gooien. Riemen krijgt nu enorm op zijn kop. Activisten als René Danen en Mohammed Rabbae worden gemarginaliseerd en niet meer helemaal serieus genomen. Je kunt niet meer zo makkelijk roepen dat iemand een extremist of een fascist is.’

Maar de vraag: hoe zit het nou met de islam en zijn plaats in de Nederlandse samenleving, dat schiet wat minder op. ‘PVV’er Geert Wilders zorgt wel dat het op de agenda komt, maar het slaat dood door de manier waarop hij dat doet. Altijd die boosheid van hem, of die kopvoddentaks, waar slaat dat op. Stel je voor dat je die zou invoeren, dan kunnen die vrouwen zeggen: we betalen belasting, nu doen we die hoofddoek ook altijd op. Ook als we bij de politie werken of op de rechtbank. Of een koranverbod. Ik zou zeggen, lees dat boek, dan kun je erover meepraten. Ik vind het wel vreemd dat het tijdschrift Opzij een koran cadeau deed aan haar lezers in de versie van Kader Abdolah. Geef dan de echte versie cadeau, dan kunnen feministische vrouwen zien wat er werkelijk in staat en krijgen ze niet een soort fabeltjesboek.

‘Sommige mensen hebben geen idee waarover ze het hebben. Die denken: de islam, dat is een soort christendom, net zoiets als in Staphorst. Daar moeten we niet zo moeilijk over doen. Er zijn natuurlijk oppervlakkige vergelijkingen, maar je kunt niet zeggen: wij hebben Urk, en daarom moeten we maar niks meer over de islam zeggen.

‘De islam, die is er gewoon. Er zijn moskeeën en gelovigen, daarin is in Nederland volstrekte vrijheid. Maar als moslims dingen gaan eisen zoals subsidie voor gescheiden zwemmen of aparte loketten in de bibliotheek, want anders is het eng voor vrouwen om daar te komen, dan zouden we daar eens níet aan moeten toegeven.’

Of als er weer een boze moslimleider is in Karachi of Teheran die zegt dat bepaalde cartoons niet mogen worden afgebeeld: niets van aantrekken. ‘Gewoon een duidelijke lijn trekken. Er hoeft niet eens veel te gebeuren. De islam als religie is volkomen vrij. Maar op het moment dat moslims gaan bepalen wat we mogen bekijken en wat we mogen zien, of dat er allemaal maatregelen moeten worden genomen, omdat een paar orthodoxe moslims vinden dat we gescheiden moet sporten — niet aan toegeven. Er zijn ook kritische moslims en kritische allochtonen, laten we die mensen eens een keer steunen.’

Mensen als Rabbae en Danen zijn dan wel gemarginaliseerd, zij hebben het wel voor elkaar gekregen dat een politicus voor de rechter moet staan. ‘Dan worden mensen toch bang om hun mond open te doen. Die denken, dan word ik ook voor de rechter gesleept — afgezien nog van wat er met Pim Fortuyn en Theo van Gogh is gebeurd. Zo’n Gregorius Nekschot die wordt opgepakt, omdat een imam een actie tegen hem organiseert. Als die tekeningen zo erg zijn, bezoek die site dan niet. Maar nee, ze dienen allemaal klachten in en die man wordt van zijn bed gelicht door acht of tien man, zijn computer in beslag genomen.’

Brendel was journalist, net als zijn vader. Op school was hij een van de twee die mochten doorleren. De rest ging naar de ambacht- of huishoudschool. Zijn vader vond die journalistieke ambities maar niks. ‘Die zei: “Probeer eens wat anders, want journalisten, dat is niet allemaal goed volk.” Maar ik ging naar de net geopende School voor de Journalistiek in Utrecht. Daarvoor moest je toen overigens nog toelatingsexamen doen, dat is later afgeschaft omdat het autoritair was. Halverwege de studie werd het onderwijs omgegooid, kregen we projectonderwijs. Ik ging stage lopen en dat was het echte werk. Ik ben in het derde jaar van school gegaan.’

Voor* die tijd aan de School voor de Journalistiek had Brendel allerlei baantjes. ‘Ik heb heel kort op een vrachtwagen gereden en daar ontdekte ik dat de arbeidersklasse toch heel anders in elkaar zat dan ik tot dat moment had gedacht. Ze waren helemaal niet bezig met het omverwerpen van de staat of het organiseren van allerlei stakingen, maar gewoon met werken en voor hun gezin zorgen. Dat was wel een eye-opener.’

Brendel had er ook voor kunnen kiezen zijn tijd te besteden aan lezen en bergwandelen, wat hij graag doet. Hij en zijn vrouw lopen in etappes door de Pyreneeën: binnenkort beginnen ze aan het derde en laatste stuk, naar de Middellandse Zee.

‘Maar ja, je hebt kinderen en misschien ooit kleinkinderen, en je denkt: je moet het niet op z’n beloop laten. Het is geen roeping hoor, meer een plicht. Ik heb echt niet het idee dat ik even Nederland ga redden, dat is totale onzin. Het is wel een beetje idealisme, al denk ik niet meer, zoals toen ik zestien was, dat het helpt. Ik wil een bijdrage leveren aan een betere wereld, in die zin ligt dit boek in het verlengde van het actievoeren van de jaren zestig.’

Hoe verklaart Brendel die omhelzing van de islam door links, met hun afkeer van religie? Dat is voor een deel zoeken naar kiezers, naar een nieuwe doelgroep. ‘Links was altijd bezig de arbeiders te verheffen, maar die zijn nu verheven en wonen in suburbia. Ze stemmen VVD en D66, en anders hun kinderen wel. Dus zoekt links een nieuwe doelgroep en bij bepaalde mensen heerst nog steeds het idee dat moslims worden onderdrukt en zielig zijn. Die arme gastarbeider die hier kwam, is uitgebuit en nou wordt z’n geloof ook nog beledigd. Femke Halsema van GroenLinks sprak zelfs over “vernederd”. Er is een idee dat moslims een verdrukte groep zijn en dat is onze schuld.’ Terwijl moslims in Nederland geheel vrij zijn hun geloof te belijden.

En daar komt de Tweede Wereldoorlog weer om de hoek. Nooit meer Auschwitz, is de kreet. Maar, zegt Brendel, om het minste of geringste wordt die oorlog met al zijn onbevattelijke gruwelen er weer bijgesleept.

‘In mijn boek citeer ik uit een brief uit 2003 van toenmalig burgemeester van Groningen Jacques Wallage aan zijn Amsterdamse collega Job Cohen*. “De onverdraagzaamheid jegens islamieten verspreid is ondraaglijk en zou dat ook voor jou moeten zijn. In de synagoge van de vernietigde Joodse gemeenschap in Groningen heb ik erop gewezen dat onverdraagzaamheid alleen maar meer agressie oproept en uiteindelijk de oorzaak van meer geweld zal zijn.” De Joden werden vervolgd om hun afkomst, dat had niks met geloof te maken. Je moet het debat niet steeds aan de oorlog koppelen.

‘Er zijn ook van die verhalen… Geert Wilders heeft de verkiezingen gewonnen en dan komen er kinderen huilend op school: we moeten morgen het land uit. Nou ja, denk ik dan. Dat staat zelfs niet in het programma van Wilders. Angst zaaien? Volgens mij wordt dat niet door Wilders gedaan, maar door ouders en door de imam. Alsof alle moslims worden gedeporteerd. Niemand wordt het land uitgezet.’

Brendel heeft niet alleen maar kritiek. Hij zegt heel helder hoe we ons zouden moeten opstellen. ‘Ik geloof niet in dat alarmisme, alsof we ten onder zouden gaan. En die demografische tijdbom zie ik ook niet. Moslims worden in het Westen al heel snel gewone gezinnetjes. Maar ik denk niet dat het zichzelf oplost. Ik denk dat de samenleving bepaalde grenzen moet stellen aan de politieke islam en bepaalde eisen aan immigranten. Je moet het niet op z’n beloop laten. Dan kunnen er juist de enclaves ontstaan waarvoor iedereen bang is en waar radicale imams het voor het zeggen hebben.’

Wat is het allerbelangrijkste dat Brendel te zeggen heeft? ‘Sla niet door in alarmisme, doe niet net of hier een tsunami van moslims komt. Maar ga wel voorzichtig om met de Verlichting en de vrijheid van meningsuiting, dingen die we hier in eeuwen hebben opgebouwd. Dat is hier gegroeid en dat hebben we ten koste van de kerk veroverd. Er is vrouwengelijkheid, homo’s kunnen over straat, katholiek trouwt met protestant. Houd dat binnenboord. Niet zomaar weggooien wat de afgelopen eeuw is veroverd.’

En laten we eens ophouden met die rare neiging tot zelfislamisering. ‘Dat vind ik soms schadelijker dan islamisering. Dan komt er een niet-moslimmevrouw in een verpleeghuis, ziet daar een schilderij en protesteert: daar zou een moslim wel eens aanstoot aan kunnen nemen. Terwijl er al twintig moslims langs zijn gelopen en niemand heeft geklaagd. Of het is Kerstfeest en we halen die boom maar weg, want o, o, misschien vinden de moslims het vervelend. Terwijl die er waarschijnlijk geen probleem mee hebben.’

Carel Brendel staat op. Hij moet de trein halen en pakt zijn ov-fiets. ‘Een van de weinige goede groene ideeën,’ zegt hij, en hij fietst weg.

(Bron: Elsevier, 4 december 2010)

* In het interview zijn twee onjuistheden geslopen. Pas na het verlaten van de School voor de Journalistiek heb ik onder anderen als vrachtwagenchauffeur gewerkt. Jacques Wallage klaagde niet bij Job Cohen over Ayaan Hirsi Ali, maar bij VVD-fractielieder Jozias van Aartsen.