Iedereen discrimineert elkaar, dus Amsterdam is er nog niet klaar mee

Door Carel Brendel, 12 januari 2011

DiscriminatieTegen rapporten waarin alleen ‘het topje van de ijsberg’ van een probleem zichtbaar zou zijn, heb ik een ingebakken wantrouwen. Toch kan ik u enkele bladzijden aanbevelen van een rapport dat bureau Eduquality in juli inleverde bij de gemeente Amsterdam over discriminatie in het primair onderwijs. Het rapport wordt morgen (13 januari) op verzoek van de SP besproken door de hoofdstedelijke gemeenteraad.

Het gaat me in dit geval niet om de kerndoelen, risicosituaties en aanbevelingen, maar om de praktijkvoorbeelden die worden aangedragen door leerlingen, ouders en leerkrachten. Opvallend is dat niet alleen blanke autochtonen zich schuldig maken aan discriminatie (hoewel ze zeker een aandeel hebben in het fenomeen), maar dat het discrimineren in alle geledingen en groeperingen plaatsvindt, ook onderling tussen diverse groepen allochtonen. Ander opvallend fenomeen is de regelmatige vermelding van religieus getinte sociale dwang in dit verband.

Misschien dat de voorbeelden kunnen bijdragen tot wat meer realisme en wat minder moralisme in het debat. Meer incasseringsvermogen en weerbaarheid en minder slachtofferdenken kunnen ook een handje helpen. Aan dat alles voeg ik zelf de volgende aanbeveling toe: Weg met de polsbandjes!

(De illustratie bij dit artikel stamt uit een eerdere, na protesten ingetrokken lesbrief voor het Amsterdamse onderwijs)

Hier volgen enkele bladzijden uit het rapport:

5. Voorbeelden van discriminatie op school

In dit hoofdstuk schetsen we een beeld van de manier waarop discriminatie voorkomt in het basisonderwijs. Aan alle onderzoeksdeelnemers is gevraagd wat men op het gebied van discriminatie meemaakt op school. Op alle deelnemende scholen wist men voorbeelden van discriminatie te noemen.

We geven hier een aantal voorbeelden van situaties die door achtereenvolgens de leerlingen, de ouders en het personeel worden genoemd. We gebruiken daarbij veel letterlijke citaten. Voor de leesbaarheid beperken we ons tot tien verschillende voorbeelden per doelgroep. We laten zoveel mogelijk verschillende situaties zien waar discriminatie volgens betrokkenen een rol speelde.

5.1 Voorbeelden van leerlingen

Gevraagd naar de sfeer op school zegt een jongen met Surinaamse achtergrond uit groep 8: “In groep 7 is het wat minder. Met de overblijf werd ik gediscrimineerd. Ze zeiden ‘aap’ tegen me of ‘poepjongen’. Soms gebeurt dat nog wel. Vorig jaar was ik nieuw, toen gingen ze me vaak uitschelden.”

Een meisje uit groep 8: : “Ik ben een keer gediscrimineerd door een Nederlander. Ik had een hoofddoek aan en hij fietste langs school en toen begon hij me uit te schelden. Hij zei: ik ga je doodsteken en ga terug naar je land. Ik was erg bang en ging heel hard wegrennen.”

Een jongen uit groep 8 geeft voorbeelden van discriminerend taalgebruik: “Het woord ‘kanker’ wordt veel gebruikt. En laatst had een jongen uit Egypte ruzie met een jongen uit Ghana. Die zei: ‘Ga terug naar je domme piramides. Ik pies over je piramides.’ Soms wordt het woord ‘homo’ gebruikt als scheldwoord, maar niet vaak. Soms pesten ze met moslim, christendom.”

Een jongen uit groep 6 (deze jongen zit als enige autochtoon in een klas met voornamelijk Surinaamse en Antilliaanse leerlingen): “In mijn klas zegt een meisje ook altijd dat ik een homo ben. En D. pest me ook. Zelf is hij heel pittig, daar kan je niet tegenop. Ze doen heel vervelend tegen mij omdat ik Nederlands ben. Ze gaan me pesten, ik ben meestal de prooi. Tegen mij wordt het meeste gescholden”. “Dat is discriminatie”, zegt een andere leerling die bij het interview is.

Een jongen uit groep 7 zegt op de vraag of alle leerlingen zich veilig en op hun gemak voelen op school: “Niet iedereen. Bijvoorbeeld M. wordt snel boos. Hij wordt geplaagd omdat hij Turk of moslim is”.

Op een van de scholen vertellen de kinderen dat er een liedje rondgaat op school met de tekst: “Ik ben een Marokkaan en stelen is mijn baan”.

Op een andere school praten we met 8 kinderen van de leerlingenraad. Ze zeggen onder meer: “Sommige kinderen worden buitengesloten omdat ze autisme of adhd hebben. Dan fluistert iemand bijvoorbeeld na een toets: ‘Die is heel dom, heeft het vast slecht gemaakt’ en wijst naar die jongen (met autisme)”.

Een meisje uit groep zeven vertelt dat ze onderweg naar school langs een vmbo-school moet fietsen: “Als ik dan een groepje zie staan met brilletjes, een soort nerds, dan fiets ik daar veel rustiger langs dan langs die Marokkaanse — oh nee, zo moet ik het niet zeggen — ik bedoel …. die jongens met glad haar en leren jasjes. Soms gaan ze expres net oversteken als ik eraan kom. En een van die jongens heeft een portemonnee gestolen hier op school, van de juf. Laatst was er allemaal graffiti op de school gespoten en dan denk ik: dat zal wel iemand van die school gedaan hebben.” Een ander reageert: “ik weet niet of dat discriminatie is als je dat denkt, want één van die jongens had wel echt een mes”.

Kinderen noemen Hyves en MSN. De leerlingen op een van de scholen zeggen: “Op Hyves worden kinderen ook uitgescholden of uitgedaagd. Ze zeggen bijvoorbeeld: ‘Homo, ik maak je dood’.”

In een groepsinterview vertellen 8 kinderen dat er op school een jongen is die vaak uitgescholden wordt voor ‘baviaan’ en gepest wordt met zijn huidskleur. Ook al doen ze hier zelf aan mee, toch vinden de kinderen dat wel discriminatie.

5.2 Voorbeelden van ouders

Een moeder met Marokkaanse achtergrond geeft aan zich gediscrimineerd te hebben gevoeld op de vorige school voor speciaal onderwijs waar haar zoontje met Downsyndroom op zat. Ze zegt dat het leek alsof de leerkrachten haar, door haar niet Nederlandse achtergrond en doordat haar zoon een handicap heeft, behandelden alsof zij zelf ook een beperkte intelligentie zou hebben.

Een moeder vertelt zich soms gediscrimineerd te voelen door haar eigen landgenoten (uit Egypte), omdat ze niet een traditionele moeder is. Ze draagt westerse kleren, ze werkt, ze loopt stage op de school.

Een Marokkaanse moeder (ze heet Fatima) geeft een voorbeeld: “Na een activiteit in de groep moest de klas worden schoongemaakt. Een Nederlandse moeder zei: ‘Ja hallo… ik heet geen Fatima. Ik ga niet schoonmaken!’ F.: zei: ‘Ik heet wel Fatima. Dus dan moet ik het zeker doen?’”

Een moeder vertelt dat ze zich als Marokkaanse gediscrimineerd voelde door de leerkracht toen deze de Cito-entreetoets met haar besprak. “De juf zei tegen me: ‘Je zoon heeft het goed gedaan en hij is niet eens een Nederlandse jongen. Kijk, dat meisje is Nederlands en je zoon scoort even goed als zij!’ Dat voelde niet goed, ze verwacht blijkbaar niet van een buitenlands kind dat hij hoge resultaten heeft.”, aldus de moeder.

Een moeder zegt: “Ze roepen op school wel eens homo of mietje, maar dat is geen discriminatie, dat is gewoon schelden.”

Enkele moeders geven aan dat de (Islamitische) school wordt gediscrimineerd door de gemeente, want ze hebben al lang een heel slecht schoolgebouw en protesteren helpt niet.

Op een van de scholen vertelt een moeder dat een paar jaar terug de Turkse en Marokkaanse ouders tegenover elkaar kwamen te staan. De aanleiding was dat een Marokkaanse ouder wel toestemming had gekregen om een paar dagen eerder op vakantie te gaan met de kinderen en dat een soortgelijk verlof aan een Turkse ouder was geweigerd. Dit leidde tot felle ruzie tussen de groepen ouders. Sommige ouders beschuldigden de directeur van discriminatie en racisme.

Een moeder zegt op de vraag of ze soms discriminerend taalgebruik hoort: “Ja, van mijn eigen zoon. Buiten school zegt hij wel eens: ‘Eeeeuuuhh, die zwarten”. In de auto zeg ik zelf wel eens ‘vuile Turk’. Ik bijt nu op mijn tong, want mijn kind neemt dat over.”

Een moeder vertelt dat kinderen elkaar soms pesten op basis van uiterlijk en geloof. Zij voedt haar kinderen wat vrijer op en die krijgen dan commentaar van andere islamitische kinderen. Haar kinderen kregen bijvoorbeeld te horen: “Jij gaat branden in de hel, want je draagt korte rokjes en eet Hamka’s chips”.

Een moeder vertelt: “Mijn zoontje heeft rood haar en dat is voor een Marokkaan heel apart. Op de Nederlandse school vond iedereen dat heel leuk, maar hier op school werd hij gepest, omdat hij volgens de andere kinderen niet op een moslim leek, die hebben donker haar. Ze dachten dat hij Nederlands was en dat vond hij niet zo leuk.”

Op een van de scholen vertellen de moeder dat kinderen op school geen hoofddoekje mogen dragen. Dat is discriminatie volgens de wet.

5.3 Voorbeelden van personeel

Personeel meldt dat discriminerend taalgebruik af en toe voorkomt. Een intern begeleider vertelt dat de leerlingen uit de bovenbouw wel woorden gebruiken als ‘homo’, ‘stomme Turk’ of ‘kut-Marokkaan’, enz. Een leerkracht meldt een incident waarbij een Nederlands meisje steeds ‘kaaskop’ werd genoemd. Een directeur vertelt over schelden tussen de Surinaamse en de Antilliaanse ouders waarbij werd gezegd: “De boot heeft eerst de lelijke slaven opgehaald”.

Een leerkracht vertelt dat een kind van gemengd Turks-Nederlandse afkomst, die slimmer was dan de rest veel werd gepest omdat hij ‘anders’ was: een nerd en niet echt Turks en ook niet echt Nederlands. Dit nam zo ernstige vormen aan dat de moeder heeft besloten haar zoon van school te halen.

Een schooldirecteur vertelt dat er op haar vorige school een homoseksuele leerkracht werkte, een zeer goede leerkracht. Op een gegeven moment was er een ouder die eiste dat zijn zoon niet bij deze man in de klas kwam. Dat heeft ze geweigerd. Ze zegt dat het ook heel raar was dat de leerlingen in de klas hem geweldig vonden en met hem wegliepen, maar buiten de klas als hij bijvoorbeeld een sigaretje stond te roken, werd hij (ook door jongens uit zijn klas) uitgescholden voor homo.

Een schooldirecteur (Surinaams) zegt zich wel eens gediscrimineerd te voelen omdat hij al een paar keer heeft meegemaakt dat externen die de school binnenkomen op zoek naar de directeur eerst naar de adjunct lopen die wit is. Ze denken dan blijkbaar automatisch dat hij de directeur is.

De intern begeleiders op een islamitische school dat de kinderen erg bezig zijn met religieuze regels en daardoor in negatieve zin op elkaar letten. “Ze klikken snel. Zeggen dan zoiets als: ‘jouw moeder draagt lippenstift tijdens de ramadan’”, aldus de ib-ers.

Een schooldirecteur beschrijft een incident met een Pakistaans jongetje dat werd uitgesloten op school door met name de Marokkaanse kinderen. De leerlingen vertellen hierover: “Een meisje gaf anderen een beloning als ze die jongen zouden pesten. Hij werd geduwd tijdens het lopen, ze pakten spullen van hem af en logen tegen de meester om hem in problemen te brengen. Hij werd uitgescholden voor ‘vieze Pako’.”

Een directeur op een Islamitische school vertelt dat hij ooit twee dreigbrieven heeft gehad, waarschijnlijk afkomstig van ouders, waarin stond dat hij geen echte moslim was en maar terug moest gaan naar Suriname.

Een directeur van een school voor speciaal onderwijs noemt een ander voorbeeld. Een moeder zei tijdens een intakegesprek dat ze niet wilde dat haar zoon naast een kind met Downsyndroom in de klas zou komen.

Een jonge leerkracht met hoofddoek vertelt dat ze zich tijdens haar opleiding op de I-pabo gediscrimineerd heeft gevoeld. “Daar werd zichtbaar onderscheid gemaakt tussen leerlingen. De Nederlandse leerlingen wilden nooit met ons werken. Veel leerkrachten negeerden altijd de groep waarmee ik de opdrachten deed”.

Een intern begeleider van een school voor speciaal onderwijs vertelt dat hun leerlingen met Down syndroom wel eens door anderen gediscrimineerd worden. Zo werden ze nagewezen door de leerlingen van een vmbo waar ze op bezoek gingen en vreemd aangekeken. “Maar onze kinderen hebben daar geen last van en voor de leerlingen van die andere school is het goed om in aanraking te komen met onze kinderen”.

Een leerkracht geeft aan dat hij discriminatie heeft meegemaakt tussen moslimkinderen onderling. De ene groep was daarbij veel orthodoxer dan de andere. Wat de anderen deden noemde ze ‘haram’, zoals varkensvlees op brood, korte rokjes dragen, enz. De Turkse meisjes in de klas werden steeds aangepakt en uitgescholden door de Marokkaanse meisjes. Een keer is zelfs de afscheidsavond afgelast omdat de kleding niet kon volgens de orthodoxere meiden en hun ouders. Van moeders op de school hoorde hij dat ze maar weer een hoofddoek omdeden, want dat scheelde veel gezeur en kritiek van andere ouders.

Een leerkracht vertelt dat het in het verleden wel voorkwam dat ouders zich gediscrimineerd voelden omdat hun kind een vmbo-advies kreeg.

Tot zover de selectie van voorbeelden van situaties waar volgens de deelnemers aan dit onderzoek discriminatie een rol speelde.

(Bron: Eduquality: Discriminatie in het primair onderwijs in Amsterdam, Stand van zaken, ervaringen en aanbevelingen)