Politieke islam: geen alarmisme graag, maar ook geen wegkijkerij
Door Carel Brendel, 13 november 2011
Lezing op een symposium van de liberale jongerenorganisatie van de VVD (JOVD) over de politieke islam. Den Haag, 12 november 2010.
Beste mensen.
Misschien bent u hier gekomen om van mij een verhaal te horen over straatjihadi’s en takkiyya, over het Eurabia-complot, over demografische tijdbommen, over de aanstaande overname van Europa door de islam. In dat geval moet ik u teleurstellen en doorverwijzen naar een bijeenkomst van de nog niet bestaande PVV Jeugd. Misschien bent u hier om te horen dat er geen enkel probleem met de islam bestaat en dat er net zo goed religieuze fundamentalisten wonen in Staphorst en op de Veluwe. Ook in dat geval moet ik u teleurstellen. We zijn hier niet bij de Jonge Democraten, de jongerenorganisatie van de probleemontkennerspartij D66, de partij die graag ten strijde trekt tegen christelijke intolerantie, maar een blinde vlek heeft voor islamitische intolerantie.
Ik probeer niet te doen aan overdreven alarmisme, maar ik wil ook niet net doen alsof er helemaal niets aan de hand is met de islam. Daarom heb ik het gevoel dat mijn verhaal het beste past bij de VVD; een partij die zegt te staan voor emancipatie, mensenrechten, individuele vrijheid en de vrijheid van meningsuiting, waarvan de vrijheid van godsdienst een essentieel onderdeel is; maar ook een partij met een lange traditie in het weerstaan van ideologieën die deze vrijheden willen aantasten. Ja, ik weet dat de VVD niet perfect is op deze terreinen. Niet ver hier vandaan bevindt zich een door liberalen gestichte vrijdenkersruimte, die stiekem op slot ging om de gedoog- en verbiedpartners van het kabinet-Rutte ter wille te zijn.
De islam dus. Volgens sommigen een religie als alle anderen. Volgens anderen een totalitaire ideologie. Naar mijn mening is de islam allebei. Het is een godsdienst voor moslims die steun zoeken bij Allah, zich door hun geloof laten inspireren, de moskee bezoeken en de islamitische leefregels proberen te volgen. Tegen dit aspect van religie heb ik in principe geen bezwaar, zolang de vrijheid en rechten van anderen niet in het gedrang komen. De vrijheid van godsdienst geldt vanzelfsprekend ook voor moslims. Het zou raar zijn als Jehovah’s Getuigen wel Koninkrijkszalen mochten bouwen, als reformatorische christenen wel kerken mochten neerzetten van de Gereformeerde Gemeente, maar als moslims geen recht zouden hebben om hun moskee te stichten. Daarom zie ik niets in de voorstellen van de PVV om de bouw van moskeeën te stoppen. En ik zie al helemaal niets in een verbod van de Koran. Boeken verbied je niet in een beschaafd land.
De islam is echter voor een deel van de gelovigen meer dan een religie. Bepaalde stromingen hebben politieke aspiraties buiten de moskee. Zij hebben bepaalde ideeën over de inrichting van de staat. Inderdaad, dan spreken we over ideologie, de ideologie van de politieke islam. Die aspiraties zijn het duidelijkst zichtbaar in de islamitische wereld, waar de wetgeving in veel landen berust op de sharia, met in een klein aantal landen zelfs shariastrafrecht met gruwelijke zaken als steniging, ophangen van homo’s en handen afhakken. In diverse landen streven Taliban, ayatollahs, Moslimbroeders en salafisten naar de macht. Nahed Selim heeft er net alles over verteld.
In ons deel van de wereld hoeven we niet bang te zijn voor een verkiezingsoverwinning van de Moslimbroeders. We hoeven niet zoals in Tunesië, Libië of Egypte wakker te liggen over de vraag hoe ver de te vormen coalitie zal gaan in het afkondigen van shariawetten. Toch hebben we hier ook te maken met een politieke islam, die met kleine stapjes inbreuk probeert te maken op westerse verworvenheden als de individuele gewetensvrijheid, de vrijheid van meningsuiting, de gelijkheid van man en vrouw en de acceptatie van homo’s.
Ik zal concreet worden. Volgens de islam is het verboden om de beeltenis van Mohammed weer te geven. Volgens ons westerse recht bestaat er geen enkel verbod om de profeet af te beelden, ook al vinden gelovigen dat niet leuk, beledigend of zelfs een halsmisdrijf. Het Franse satirische blad CharlieHebdo had het volste recht om onder de naam ChariaHebdo op die manier satire te bedrijven rond de verkiezingsoverwinning van de islamisten in Tunesië. Toch namen mensen het islamitische recht in eigen hand door brand te stichten in het kantoor van CharlieHebdo. Een daad van extremisten. Maar de veroordeling van deze daad door moslimleiders was in sommige gevallen halfhartig. En nog verontrustender was de golf van agressie die de redactie te verduren kreeg op internet.
We gaan dichter bij huis. In de Utrechtse wijk Overvecht staat een moskee, die ooit is gesticht met fondsen van de verdreven Libische dictator Khadaffi. Overvecht is een van de veertig krachtwijken of prachtwijken of Vogelaarwijken. De gemeente besloot om een informatiepunt over de stadsvernieuwing in te richten in de lokale bibliotheek. Maar vanuit de moskee kwamen bezwaren. In de bibliotheek zouden vrouwen zich wel eens onveilig kunnen voelen. Zoiets kan ik me nog voorstellen wanneer de gemeente een informatiepunt zou openen in een bordeel, of een casino of in een louche café. Maar het ging om de bibliotheek, zo’n beetje de veiligste plek in de wijk, een plaats om tot rust te komen en kennis te vergaren. Het stadsbestuur ging in op de bezwaren en besloot om bij wijze van experiment een tweede informatiepost in de moskee te openen met gescheiden loketten voor mannen en vrouwen. Seksuele apartheid dus. Terecht kwamen er protesten hiertegen. Het experiment is beëindigd. Maar het geeft te denken dat het door de PvdA geleide college van B. en W. bereid was om Vogelaargelden hieraan te besteden.
Ander voorbeeld. In Amsterdam hoorde ik twee jaar geleden het verhaal van een man, die een bureautje heeft voor vormingswerk. Hij gaf onder meer cursussen aan buurtbewoners, die vrijwilligerswerk zouden doen in speeltuinen en kinderdagverblijven. Aan het eind van de rit was er een bijeenkomst waarbij alle deelnemers een certificaat zouden ontvangen. Plaats van handeling was een van de (toen nog) vele stadsdeelkantoren in Amsterdam-West. Vlak voor het begin van de bijeenkomst ontstond er plotseling rumoer in de zaal. Enkele mannen zeiden dat het zo niet kon. Mannen en vrouwen zaten door elkaar en dat was haram. Om de lieve vrede stemde de aanwezige deelraadsbestuurder er in toe dat er aparte vakken kwamen voor mannen en vrouwen.
De naaste medewerker van deze cursusleider was een vrijgevochten moslima. Zij woonde in een deel van Slotervaart met veel moslims. Om van het gezeur en getreiter van islamitische buurtgenoten af te zijn voelde ze zich gedwongen om in haar eigen wijk met een hoofddoek te lopen. Deze sociale dwang wordt vaak onderschat. GroenLinks-politici als Femke Halsema en de Amsterdamse wethouder Andrée van Es heb ik wel eens gehoord over dit thema. In liberale kring blijft het stil.
Halsema verdedigde bijvoorbeeld het besluit van een schooldirecteur uit Antwerpen om de hoofddoek op het schoolplein te verbieden. Het klimaat op school kwam in het gedrang, doordat kinderen elkaar de maat gingen nemen over het wel of niet dragen van de hijab. Om de rust te herstellen deed ze deze ingreep. Plaatselijke moslimleiders protesteerden luidkeels hiertegen. Alles wat hun streven beperkt wordt al gauw als aanval op de islam voorgesteld, als islamofobie en xenofobie. Bij hun klaagzangen kunnen ze altijd rekenen op bijval van de zogenaamde antiracisten, een steeds terugkerend patroon.
Op een school in Utrecht speelde een gelijksoortig probleem. Het Gerrit Rietveld College bepaalde vorig jaar dat leerlingen 90 procent van het gezicht moeten laten zien. De hoofddoek moest minstens twee centimeter boven de wenkbrauw zitten. Op het eerste gezicht lijkt het natuurlijk een bespottelijke maatregel. Maar de richtlijnen waren wel ingegeven door de heersende tendens onder leerlingen om zich steeds orthodoxer te kleden, en daarbij medeleerlingen te pressen om daarin mee te gaan. Het plaatselijke PvdA-raadslid Gadiza Bouazini besloot raadsvragen te stellen. De Amsterdamse wethouder Lodewijk Asscher daarentegen vond een verbod van de hoofddoek wel aanvaardbaar om leerlingen te beschermen tegen groepsdwang.
Deze kwestie is — voor zover mij bekend — niet aanhangig gemaakt bij de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) of bij de burgerlijke rechter. In dit geval zouden waarschijnlijk de klachten van de hoofddoekdraagsters worden gehonoreerd. Zeker bij de wereldvreemde Commissie. De rechter is in sommige gevallen strenger. De CGB gaf de hoofddoek dragende leerlinge Imane Mahssan in eerste instantie gelijk in haar conflict met de katholieke Don Boscoschool in Volendam. Toch mag deze school de hoofddoek wel verbieden, zo oordeelde de rechtbank, om haar religieuze identiteit te bewaren. Een vreemd vonnis. Openbare scholen mogen kennelijk de hoofddoek niet verbieden om leerlingen te vrijwaren van groepsdwang, maar bijzondere scholen mogen wel verbieden om hun (vaak fictieve) religieuze karakter te bewaren.
Religieuze eisen kunnen ook een aantasting betekenen van de neutraliteit van de overheid. Rechters en politiemensen dragen vanwege die neutraliteit een toga respectievelijk een uniform. Toen hij nog stadsdeelvoorzitter van Slotervaart was pleitte Ahmed Marcouch in Buitenhof voor het toelaten van hoofddoeken bij de politie. Door het hoofddoekverbod zou het voor moslima’s onmogelijk zijn om bij de politie te werken. Ik vind dit een merkwaardig argument. Als er al een religieus voorschrift zou bestaan om een hoofddoek te dragen, dan kan dat in onze rechtsorde nooit boven de kledingrichtlijnen van de Nederlandse overheid gaan. In de praktijk werken al talloze moslima’s bij de politie, die vinden dat de politiepet hun beter staat dan de hoofddoek.
Bovendien, als het goed is werft en selecteert de Nederlandse politie niet met godsdienst als criterium. Daarom was het ook zo verkeerd dat de Amsterdamse commissaris Bernard Welten een wervingscampagne onder allochtone jongeren begon met een bezoek aan de moskee. Daarmee gooide de knielende politiechef de neutraliteit van de politie te grabbel. En hij maakte de klassieke fout van veel beleidsmakers. Hij ging er min of meer van uit dat alle Nederlanders van Marokkaanse of Turkse afkomst vanzelfsprekend belijdende moslims zijn. Vandaar is het een kleine stap naar de volgende klassieke fout: automatisch aannemen dat imams en moskeebestuurders namens de gehele groep allochtonen spreken.
Met deze denkfouten spelen onze bestuurders de politieke islam in de kaart. De aanvoerders van deze stroming werpen zich maar al te graag op als de enige vertegenwoordigers van allochtone bevolkingsgroepen, vaak ten koste van seculiere en niet-religieuze organisaties, en ook van moslims die minder orthodox zijn of niets met hun geloof hebben. Een groep die ook bekend staat als de muslims in name only.
Met deze tactiek proberen de fundamentalisten sleutelposities te veroveren in moskeekoepels en overlegorganen met de overheid. In ons land lukte het bijvoorbeeld aan Yahia Bouyafa, de grondlegger van de relatief kleine Nederlandse tak van de Europese Moslimbroederschap, om enige tijd voorzitter te zijn van de Contact Groep Islam, een van de twee moslimclubs die met minister Vogelaar over beleidszaken mochten meepraten. Bouyafa wist ook invloed te verwerven in de wereld van de islamitische omroepen, die verantwoordelijk zijn voor religieuze programma’s op de publieke zenders. Door allerlei conflicten is hij inmiddels naar de achtergrond verdwenen. Want binnen de Nederlandse islam bestaan diverse concurrerende en met elkaar ruzie makende stromingen en organisaties.
Maar we moeten er niet vanuit gaan dat die verdeeldheid altijd blijft. Het gevaar bestaat dat goed georganiseerde fundamentalisten de overhand krijgen binnen de Nederlandse islam. Dan kunnen ze hun stempel drukken op wijken met veel moslims, en ook de lauwe moslims of de muslims in name only in het islamitische gareel dwingen. Niet de spreekwoordelijke Henk en Ingrid, maar de bierdrinkende Achmed en de hoofddoekloze Fatima zullen het eerste last krijgen van de politieke islam. De tendensen in deze richting zijn er al in het nabije buitenland. Borgerhout in Antwerpen en Molenbeek in Brussel, waar niet-islamitische politiemannen overdag niet op straat eten om de baardmannen niet te ontrieven. De deelgemeente Tower Hamlets in Londen, die is uitgegroeid tot een islamitisch getto. Delen van Birmingham en Manchester waar de salafisten weinig in de weg wordt gelegd. De wijk Kreuzberg in Berlijn. Sommige voorsteden van Parijs. Vergeleken daarmee staat de islamisering van Slotervaart en de Haagse Schilderswijk nog in de kinderschoenen. Onze AIVD rapporteert regelmatig over de politieke islam. Op dit moment gaat daar geen directe dreiging van uit, zeggen de gleufhoeden. Maar op de langere termijn vormt de politieke islam wel degelijk een gevaar voor de sociale cohesie en de democratische rechtsorde. Toch, als de politiek alert is, hoeft het zo ver niet te komen.
Dat brengt mij bij het volgende punt. Om welke stromingen gaat het precies? U moet van mij geen uitvoerige uiteenzetting verwachten van de theologische opvattingen van deze groepen. Daarvoor moet u zijn bij islamgeleerden als Maurits Berger of arabisten als Hans Jansen. Eén ding wil ik wel kwijt. De streep tussen radicalen en gematigden wordt vaak op de verkeerde plek getrokken. Sinds de aanslagen van 11 september worden terreurbewegingen als Al-Qaida en de Taliban als extremistisch beschouwd. De resterende moslims gelden dan automatisch als gematigd. Als dat zo was, hadden we geen probleem.
In ons land houdt slechts een zeer kleine groep zich bezig met het gewelddadige jihadisme. Het bekendste voorbeeld was Mohammed Bouyeri, de moordenaar van Theo van Gogh. Het gaat om extreme splintergroepjes, die – als het goed is – nauwgezet worden gevolgd door onze veiligheidsdiensten. Daarnaast zijn er nog wat mini-groepen met een zeer gewelddadige retoriek. Ik denk aan Shariah4Holland, de Nederlandse tak van Shariah4Belgium. Deze groepjes zijn gelieerd aan de Britse extremist Anjem Choudary, wiens Muslims Against Crusaders nu wordt verboden door de Britse regering. We weten niet zeker of het bij hun alleen om stoerdoenerij of grootspraak gaat. Gezien de aard van de bedreigingen is waakzaamheid zeker op zijn plaats tegenover deze randgroeperingen.
De Moslimbroeders veroordelen de aanslagen van Al-Qaida tegen doelen in het Westen. Maar daarmee zijn ze nog niet automatisch gematigd. Dat geldt ook voor de twee andere belangrijke stromingen binnen de niet-gewelddadige politieke islam, de salafisten en Hizb ut-Tahrir, de militante Partij voor de Bevrijding. De Moslimbroeders hebben om tactische redenen het geweld afgezworen in Egypte. In Europa zijn het zonder twijfel brave oppassende burgers, die zich ver houden van geweld en terrorisme. Maar dit principe geldt niet overal.
De Palestijnse terreurbeweging Hamas is onderdeel van de Moslimbroederschap. Ze kan op de morele en financiële steun rekenen van de zusterorganisaties in Europa, bijvoorbeeld bij de organisatie van de hulpvloten richting Gaza. Een centrale figuur daarin is onze Neder-Palestijn Amin Abou Rashid. Hij is ex-bestuurder van de stichting Al Aqsa, waarvan de tegoeden zijn bevroren op advies van de AIVD in verband met vermeende geldstromen naar Hamas. Dergeljke figuren zijn allerminst gematigd. Dat geldt ook voor Tariq Ramadan, de modern overkomende bruggenbouwer van Rotterdam. Zijn progressiviteit komt er op neer dat moslims in Europa zich een klein beetje aanpassen onder voorwaarde dat het fundamentalisme vervolgens alle ruimte krijgt. Ondanks zijn progressieve imago kan hij er niet toe komen om het stenigen ondubbelzinnig te veroordelen.
De echte grens tussen gematigden en fundamentalisten ligt veel verderop. Tussen de fundamentalisten en conservatieven enerzijds, en de kleine groep hervormers anderzijds, mensen die de Koran ter discussie willen stellen, erkennen dat er in een democratische rechtsorde geen plaats is voor sharia-achtige wetten en regels. Deze hervormers vormen een kleine groep en staan voor een enorme opgave. Ik zeg niet de islam per definitie niet te hervormen valt. Maar het is wel a hell of a job. De hervormers moeten opklimmen tegen een steile muur van verdrukking en bedreigingen. Ze krijgen bovendien weinig steun van progressieve mensen, die kritiek op de islam vanuit islamitische hoek vaak niet waarderen.
De glibberige schijnprogressiviteit van de mooiprater Tariq Ramadan ligt beter in de markt dan de serieuze islamkritiek van Irshad Manji of de afvalligheid van Ayaan Hirsi Ali. Door dit alles horen we ook weinig van de muslims in name only. Ze onttrekken zich aan de strengste leefregels en staan lauw tegenover de moskee. Maar het is voor hen moeilijk om zich openlijk af te keren van de islam. Ze kijken wel uit. De sociale druk binnen de buurt en in de familie is enorm. Van de niet-moslims hebben ze weinig te verwachten. Met als gevolg dat als puntje bij paaltje komt de rijen zich sluiten en de conservatieven en fundamentalisten aan het langste eind trekken.
In Nederland zijn de salafisten de meest zichtbare stroming van de politieke islam. Sjeik Fawaz in Den Haag en vader en zoon Salaam in Tilburg zijn de bekendste figuren. Als zij aanschuiven bij Pauw & Witteman, moet de wijn van tafel. Volgens een rapport van onderzoeker Jean Tillie van het instituut IMES zijn er hooguit 65.000 salafisten in ons land en vormen ze geen direct gevaar. Zijn sussende rapport is niet overal voor zoete koek aangenomen. Imams als Fawaz verwerpen namelijk onze democratie. Ze zien af van geweld, zij het niet uit principe maar om tactische redenen. Schrijver Yoram Stein betoogde in NRC Handelsblad dat het salafisme meer is dan een islamitisch Staphorst. De politieke islam is een internationale beweging. Het radicalisme wordt gevoed en gefinancierd vanuit Saoedi-Arabië en de Golfstaten.
Hizb ut-Tahrir is eveneens een internationale stroming, die in sommige landen is verboden vanwege haar radicale gedrag. In ons land zijn ze klein en luidruchtig. Ze organiseerden een petitie tegen de film Fitna. Onlangs protesteerden ze op de Dam in Amsterdam tegen het regime van Assad, waarbij een ordedienst zorgde voor een strikte scheiding tussen mannen en vrouwen.
De interessantste stroming is de uit Egypte afkomstige Moslimbroederschap, eveneens een internationale beweging, maar anders dan de salafisten meer geneigd tot het omarmen van de democratie en tot deelname aan het maatschappelijk leven. De Moslimbroeders hebben overigens geen Komintern, geen centraal politburo dat alles regelt en aanstuurt. Serieuze analisten gaan niet (meer) uit van deze ‘complottheorie’. Zij zien de Moslimbroederschap eerder als een netwerk van nationale organisaties en individuen, die een bepaalde ideologie (de islam is de oplossing, we moeten terug naar het kalifaat) delen. Net als het communisme destijds kent de beweging conservatieve hardliners en liberalere denkers. Over dat laatste verkondigt Bertus Hendriks beslist geen onzin. De vraag is wel hoe ver deze denkers gaan in hun liberalisme, en of ze de overhand zullen krijgen binnen deze beweging.
In Nederland is de Moslimbroederschap relatief klein. De beweging steunt van oudsher op studenten en intellectuelen, niet op gastarbeiders. De belangrijkste Europese organisatie is de FIOE, de Federation of Islamic Organisations in Europe. Deze FIOE heeft de European Council for Fatwa and Research in het leven geroepen onder leiding van de bekende geestelijke Yusuf al-Qaradawi. Deze in Qatar levende geleerde en zijn fatwaraad geven richtlijnen en adviezen aan de Europese geloofsgenoten. Hij is daarbij minder rigide dan zijn salafistische collega’s. Maar hij is ook berucht door zijn antisemitische haatpreken tegen de Joden en Israël.
De Moslimbroeders zijn pragmatischer dan de salafisten, eerder bereid tot compromissen. Geduldig bouwen ze hun islamitische zuil uit. Daarbij zijn ze bereid tot samenwerking met anderen, zelfs met tegenstanders. Said Ramadan, de vader van Tariq en de schoonzoon van de Egyptische oprichter Hassan al-Banna, kreeg hulp van de Amerikaanse geheime dienst CIA bij het stichten van een Islamitisch Centrum in München, dat wordt gezien als het startpunt van de Moslimbroeders in Europa. Bij hun acties tegen de oorlog in Irak en bij de vorming van de Gazavloten werkten ze in binnen- en buitenland samen met (extreem) linkse groeperingen. Bij zijn pogingen om invloed te krijgen in de Nederlandse moslimwereld sloot Bouyafa tijdelijke coalities met liberalere groepen als de Alavieten en de Ahmadiyya.
De Moslimbroeders bieden zich graag aan als het gematigde alternatief voor het moslimextremisme. De boodschap aan de westerse regeringen is: als u ons inschakelt, dan zullen wij er voor zorgen dat moslims niet hun toevlucht nemen tot terrorisme. Er valt zelfs wat voor de zeggen. Jongeren op zoek naar religieuze inspiratie kunnen beter bij de geweldloze Moslimbroeders belanden dan bij de radicalen van Shariah4Holland. Maar er zit een risico aan deze vorm van brandpreventie. De brandweermensen van vandaag kunnen de brandstichters van morgen zijn.
Zorgelijk is dat de Moslimbroeders weinig transparant zijn. Alleen ingewijden weten dat de jaarlijkse bekeerlingendagen door hen worden georganiseerd. In Slotervaart hebben ze de Blauwe Moskee gebouwd met geld uit Koeweit, maar de band met de Moslimbroederschap wordt ontkend door de moskeevoorzitter, jongerenimam Yassin Elforkani. De televisiekijkers in Koeweit krijgen hierover meer informatie dan het Nederlandse publiek. Dat ziet Elforkani samen met programmamaker Felix Rottenberg joviaal door het land toeren in een VPRO-documentaire. Rottenberg vertelt niet — waarschijnlijk omdat hij het niet weet – dat de verlichte imam voorzitter is van Europe Trust Nederland, de onroerend-goedstichting van de Moslimbroeders.
Een ander voorbeeld. Vorig jaar sprak de haatprediker Salah Sultan, die op een zender van Hamas verkondigde dat joden matses maken van het bloed van christenen, op een congres van de Nederlandse Moslimbroeders. Dit bezoek kreeg geen enkele aandacht van de Nederlandse media. Zonder transparantie komt er, vrees ik, niets terecht van de hervorming in liberale richting.
Hoe moet de politiek hier nu mee omgaan? Zoals al gezegd kennen wij de vrijheid van godsdienst en organisatie – een groot goed waaraan niet zo maar kan worden getornd. Zolang salafisten en Moslimbroeders zich aan de wet houden en geen directe dreiging vormen, rechtvaardigt niets een verbod.
Om de politieke islam te beteugelen is ook geen kopvoddentaks nodig, geen moskeeverbod, geen uitscheuring van bladzijden uit de koran (*zie onderaan), geen schoffering van Nederlanders van buitenlandse afkomst, geen enkele reisjes naar Egypte voor Nederlandse staatsburgers die een islamkamp bezoeken met de zojuist genoemde matseskenner Salah Sultan. Maar het is wel nodig om de politieke islam in kaart te brengen en te benoemen, grenzen te stellen aan sociale dwang, niet mee te gaan in opzetjes die onze democratische vrijheden ondermijnen, geen subsidies uit te delen aan Moslimbroeders en salafisten, alles uit te bannen en te voorkomen wat naar sharia riekt. Als we dan toch de Moslimbroeders in het debat betrekken, dan moeten politici en burgers ook weten dat het om de Moslimbroeders gaat.
Streng en rechtvaardig beleid voeren, zonder aanziens des persoons en zonder onderscheid naar huidskleur en afkomst. Helaas bespeur ik ook binnen de VVD de D66-achtige neiging om net te doen alsof er niets aan de hand is met de islam. We verkeren niet in een eindstrijd, we worden niet opgeslokt door Eurabia. Desondanks is het wel degelijk nodig om weerbaar te zijn tegen de politieke islam.
* Tijdens de lezing zaterdag en in eerste instantie in dit blog had ik het over ‘verscheuring van de koran’. Ik bedoelde ‘uitscheuring van bladzijden uit de koran’. (Correctie uitgevoerd op 14-11.)