Islamofobie is door politiek misbruik een inhoudsloze term geworden

Door Carel Brendel, 21 oktober 2013

Religieuze pressiegroepen gebruiken de term ‘islamofobie’ als drukmiddel in het politieke debat. Het woord is daardoor een inhoudsloos containerbegrip geworden. Desondanks wordt er druk over geconfereerd, maar zonder dat er serieuze vraagtekens worden gezet bij het islamofobiegeroep.

Nederland had afgelopen vrijdag zijn ‘islamofobieconferentie’. België krijgt komende zaterdag een ‘islamofobiedebat’. Het vormt een onderdeel van de tweede editie van de Moslimbeurs, een door de Belgische Moslimbroederschap georganiseerd vierdaags evenement in Brussel. Over de Amsterdamse conferentie valt het nodige te lezen bij de Republiek Allochtonië, onder meer de toespraak van onderzoekster Ineke van der Valk en een verslag van arabist Jan-Jaap de Ruiter. Het viel hem op dat er geen enkele ‘islamofoob’ aanwezig was. “De zaal zat dus weer eens vol met de usual suspects onder wie de schrijver van dit verslag.”

“Met de afwezigheid van islamofoben werd de essentie van de problematiek getekend,” aldus De Ruiter. “Immers, mensen die islamofoob zijn, zijn per definitie bang van de islam en zullen zich wel drie maal bedenken eer ze in een ruimte gaan zitten met de door hen zo gevreesde moslims, of die nu fundamentalistisch zijn of niet.”

Dat schrijft De Ruiter amper enkele dagen na een veelbesproken debat in De Balie, waarbij — wat je verder ook van de avond mag denken — veronderstelde ‘islamofoben’ onbekommerd in één ruimte zaten met moslims, nota bene met de radicale aanhangers van Hizb ut-Tahrir en salafi-prediker Abdul-Jabbar van de Ven. Veel ‘islamofoben’ verkeren overigens dagelijks in één ruimte met moslims — op het werk, in winkels, op markten, op ouderavonden, in sportscholen. Zo bang zijn we nu ook weer niet.

Vergeleken met het recente Baliedebat had de Europese Islamofobie Conferentie wel een zeer laag profiel. Er waren geen publicitaire relletjes vooraf. Maar er waren ook geen signalen dat de term ‘islamofobie’ en het politieke misbruik ervan serieus ter discussie zouden staan.

De ‘usual suspects’ zaten in de zaal, maar bovenal achter de microfoon. De Ruiter zelf. Ineke van der Valk, schrijfster — op verzoek van organisator Emcemo — van een rapport over ‘islamofobie’. Marwan Muhammad, woordvoerder van een Frans collectief tegen ‘islamofobie’. Ties Prakken, advocate in het proces-Wilders. Mohamed Rabbae, aanjager van het proces-Wilders. Yassin Elforkani, woordvoerder van het Contactorgaan Moslims en Overheid, dat de strijd tegen ‘islamofobie’ hoog in het vaandel heeft staan. Politicoloog Roemer van Oordt van adviesbureau Zasja. Aan de workshops namen nog antropoloog Martijn de Koning, Marlene Bosman (betrokken bij anti-discriminatiezaken) en de Italiaanse moslimjongere Miriam Barhanzi deel. De zogenaamde ‘islamofoben’ stonden niet op de sprekerslijst, net zo min als mensen van wie een zeer kritisch geluid over de politieke term ‘islamofobie’ viel te verwachten.

De Ruiter lezende vermoed ik dat imam Elforkani nog het meest islamkritische lid was van dit gezelschap. “Zonder aarzelen hekelde hij de interne verdeeldheid onder de moslims en de vaak meer dan ongelukkige uitwassen van een islam die handen schudden verbiedt, baarden laat groeien en mensen in hun eigen gesegregeerde hoek dringt.” Een slechtere bestrijder van het fenomeen ‘islamofobie’ dan Mohammed Rabbae valt er daarentegen nauwelijks te bedenken. Volgens een tweet van De Ruiter was diens betoog ‘tenenkrommend’. De arabist zou er in zijn verslag nog op terugkomen, maar zijn tenen waren vermoedelijk dermate kromgetrokken dat hij Rabbae maar vergat.

Afgaande op het verslag van De Ruiter en de tweets van de aanwezige Allochtonië-redacteur Ewoud Butter hadden sommigen wel het besef dat hard “islamofobie!” roepen wel eens ten koste zou kunnen gaan van de vrijheid van meningsuiting. Van Oordt stelde daarom voor om de term ‘islam-alarmisme’ in te voeren, zodat er onderscheid kan worden gemaakt tussen legitieme kritiek op de islam en overdreven alarmisme rond deze religie.

Zo’n nieuwe term zorgt wel voor nieuwe problemen. Wanneer is kritiek gerechtvaardigd en wanneer is er sprake van alarmisme? Dat kan alleen worden bepaald in een vrij debat, en juist aan dat vrije debat wordt afbreuk gedaan door mensen die elke vorm van kritiek op de islam als ongerechtvaardigd beschouwen en alle critici proberen weg te zetten als ‘islamofoben’ en ‘racisten’, en binnenkort, zo vrees ik als ‘islam-alarmisten’.

Zelf krijg ik behoorlijk de kriebels van voorstellen over de kopvoddentaks of van blogs met suggestieve koppen als ‘Moslims verkrachten massaal Westerse vrouwen’. Zaken weerleggen met argumenten lijkt me daarentegen zinvoller dan de beteugeling van de vrije meningsuiting, waarvan met name Van der Valk voorstandster lijkt te zijn. Zij beweert met droge ogen dat ‘racistische hate speech slachtoffers potentieel het zwijgen oplegt en aldus hun recht op vrije meningsuiting aantast’. Betuttelracisme van de eerste orde. In de media, op weblogs en op Twitter valt dagelijks vast te stellen, dat moslims zich niet het zwijgen laten opleggen, en terecht.

Het invoeren van een nieuwe term heeft ook geen enkele zin als de lading niet verandert. Ik kan u verzekeren dat binnen de kortste keren ook ‘redelijke’ islamcritici zullen worden weggezet als ‘islam-alarmist’. Bovendien, de hardline censuurplegers zullen niet tevreden zijn met het tot zwijgen brengen van Wilders en/of Niemöller. Als hun dat gelukt is, zullen ze proberen om de ‘mildere’ islamcritici monddood te maken. Dan zal het weinig verschil uitmaken of je ‘islam-alarmist’, ‘islamofoob’ of geen van beiden bent.

Overigens bestaan er voor werkelijke excessen tegen moslims al zeer bruikbare termen. Bekladding van en brandstichting in moskeeën heet vandalisme of geweld, net als het bekladden en afbranden van kerken en synagogen. Het bedreigen van moslims heet bedreiging, net als het bedreigen van christenen, joden en ongelovigen. Het oproepen tot geweld tegen moslims, joden of hindoes heet oproepen tot geweld. Uitschelden op grond van ras heet racisme, achterstellen op grond van geloof of afkomst heet discriminatie. Bij al deze zaken kan de overheid gewoon optreden zonder aanziens des persoons. Dat lijkt me vruchtbaarder dan de vrijheid van mening inperken in het belang van religieuze groeperingen die geen kritiek dulden.

Eén belangrijk aspect kwam, zover ik kan nagaan, niet aan de orde in Amsterdam, en zal zeker niet aan bod komen bij de Moslimbroeders in Brussel: het politieke misbruik van de term ‘islamofobie’. De Amerikaan Lorenzo Vidino schreef er over in The New Muslim Brotherhood in the West, een standaardwerk over de Moslimbroeders in Europa en Noord-Amerika (blz. 108-109).

Vidino bestrijdt niet (en daarin ben ik het met hem eens) dat “delen van de Westerse samenleving een ongerechtvaardigde angst koesteren voor de islam” en dat “moslims ongetwijfeld blootstaan aan daden van discriminatie en racisme die de aandacht nodig hebben.” Maar voegt hij er direct aan toe: “Islamofobie is tegenwoordig ook een nuttig politiek wapen geworden in het arsenaal van de Moslimbroeders in het Westen. Binnen de moslimgemeenschap overdrijven de Moslimbroeders vaak echte of veronderstelde islamofobische voorvallen om het beeld te versterken van een ‘belegerde gemeenschap’ en zichzelf af te schilderen als de enige verdedigers van die gemeenschap.”

Vidino schrijft dat islamofobie een effectief middel is geworden om critici monddood te maken en politici over te halen om samen te werken met organisaties van de Broederschap. “De beschuldiging wordt niet alleen van stal gehaald bij kritiek op de islam. Elke vorm van kritiek op de Westerse Moslim Broederschap kan rekenen op een beschuldiging van racisme of islamofobie. De Broeders weten per land welke snaar ze moeten bespelen. In de Verenigde Staten worden hun critici beschuldigd van McCarthyisme, in Italië van fascisme, en in de meeste andere landen van een postkoloniale mentaliteit.”

De inbreng van de Moslimbroeders op de Emcemo-conferentie was overigens bescheiden, met van Nederlandse zijde alleen imam Elforkani, voorman van een aan de MB verbonden dawa-beweging – door De Ruiter argeloos maar tegelijk treffend een ‘getuigenisislam’ of ‘EO-islam’ genoemd. Verder de Franse islamofobiebestrijder Marwan Muhammad. Zijn CCIF (Collectief tegen de Islamofobie in Frankrijk ‘is begonnen met een religieuze logica, gedreven door de dynamiek van de Moslimbroeders’, lees ik in de Franse krant Le Monde, die Tariq Ramadan als een van de promotors van de organisatie noemt.

Waar ‘islamofobie!’ wordt geroepen zijn de islamisten nooit ver weg, en niet alleen de Moslimbroeders. Andere, nog veel radicalere stromingen, roepen nog veel harder en vaker dat ‘de islam wordt aangevallen’. Door dat alles is ‘islamofobie’ een nietszeggende en inhoudsloze kreet geworden.