Links en de politieke islam

Door Carel Brendel, 24 december 2010

Sjaak van der VeldenVoor één keer geef ik ruimte aan een gastschrijver: Sjaak van der Velden, de Nederlandse expert op het gebied van stakingen. In 2007 reageerde hij als een van de eersten zeer positief op de verschijning van mijn vorige boek Het Verraad van Links. Hij is een van de vele linkse en voormalig linkse kiezers die mijn seculiere kritiek op de gevestigde politiek begrepen en onderschreven. Plaatsing betekent niet dat ik het in alles eens ben met de auteur. Dat geldt zeker voor zijn marxistische denkbeelden. Sjaak van der Velden is medewerker van het wetenschappelijk bureau van de SP. Dit artikel, dat eerder verscheen in het Vlaams Marxistisch Tijdschrift en De Vrijdenker, heeft hij op persoonlijke titel geschreven.

Links en de politieke islam

Door Sjaak van der Velden

Hoewel het er een tijd op leek dat religie er in onze samenleving niet meer toe deed, speelt het godsgeloof weer een duidelijke rol in het maatschappelijke debat. Door de komst naar West-Europa van honderdduizenden moslims zijn geloofsuitingen in de openbare ruimte weer terug van weggeweest. Vrouwen met hoofddoekjes, minaretten, en mannen in djellaba maken duidelijk dat een opvallend deel van de bevolking niet leeft in een geseculariseerde gedachtewereld. Veel mensen en vooral ook linkse mensen nemen aanstoot aan de terugkeer van uitingen van religie. Toch wordt daar zeer voorzichtig mee omgesprongen als het om moslims gaat. Als argument voert men dan aan dat moslims tot een onderklasse behoren en daarom bescherming verdienen. Vanuit deze underdog gedachte zijn linksen zelfs zover gegaan zich te verbinden met een organisatie als de AEL, een religieus gefundeerde Arabisch nationalistische club. Gaan socialisten hiermee niet enorm in de fout?

Natuurlijk was het geloof nooit echt verdwenen, maar het was tamelijk onzichtbaar en al helemaal in de Randstad. Voor zover er nog nonnen waren, uitten ze dat al jaren niet meer in het dragen van specifieke kledij en hoofddoeken, en de overige publieke geloofsuitingen zoals klokkengebeier op zondag zagen we hooguit als een enigszins irritante folklore. De godsdienst is echter weer terug en niet alleen de islam. Gebruik makend van de aandacht voor religie die de islam heeft veroorzaakt, betreden ook fundamentalistische christenen het maatschappelijke strijdveld steeds vaker.

Linkse politici gaan met de nieuwe geloofsuitingen en dan vooral de islam op een zeer begripsvolle wijze om. Zo zijn daar de uitspraken van ex-PvdA-minister Vogelaar in Trouw van 12 juli 2008 dat ze er geen problemen mee heeft als lokale overheden financiële steun geven aan religieuze islamitische instellingen. Ook de gemeente Amsterdam publiceerde een notitie waarin deze mogelijkheid open werd gehouden. Een van de lachwekkendste miskleunen op dit terrein is het weghalen van het kruis van de mijter van Sinterklaas geweest om de ‘anderen’ niet voor het hoofd te stoten. En die anderen zijn dan niet de niet-gelovigen die al tientallen jaren tegen dat kruis aan moesten kijken maar de moslims die het trouwens over het algemeen niet veel kan schelen of dat kruis er op staat. De gemeente met zijn PvdA-GroenLinks bestuur bedacht voor die moslims alvast dat ze aanstoot zouden nemen aan dat kruis. Zo liep dit linkse college alvast vooruit op mogelijke onlustgevoelens bij aanhangers van de islam. Nog gekker maakte het bestuur van de Universiteit van Utrecht in 2006 het door de censuur die het oplegde aan een van zijn topwetenschappers. Toen deze, Pieter van der Horst, in zijn afscheidsrede wilde wijzen op het antisemitisme onder moslims werd hem verboden deze rede zo uit te spreken.

Dat zijn toch heel andere geluiden dan die van Franc van der Goes aan het begin van de vorige eeuw. Hij schreef toen in het socialistische blad De Nieuwe Tijd dat socialisten weliswaar niet de gelovigen of hun opvattingen, maar zeer zeker wel de religieuze instellingen dienden te bestrijden.

In dit artikel wil ik proberen gedachten te vormen over het vraagstuk hoe links zich moet opstellen tegenover de heropleving van godsdienst en dan vooral de politieke islam waar een deel van links iets van maatschappelijk verzet in lijkt te zien. De opbouw van het artikel is als volgt. Allereerst geef ik kort weer hoe de oude socialisten en de christelijke kerken rond 1900 tegen over elkaar stonden. Vervolgens is er aandacht voor het kenmerkende van de heersende religies in ons land: het feit dat het monotheïstische godsdiensten zijn die uit hun aard andere godsdiensten niet kunnen accepteren. Het derde deel behandelt de kwestie van het specifieke respect waar de aanhangers van godsdiensten recht op menen te hebben. Tenslotte probeer ik de volgens mij ideale houding van links te ontlenen aan algemene socialistische normen en waarden, waarna in een conclusie alles kort wordt samengevat.

1. De oude socialisten en godsdienst

Negentiende eeuwse socialisten trokken vaak fel van leer tegen de godsdienst. Dat had te maken met het feit dat zij in een maatschappij leefden waarin de kerkgenootschappen veel macht hadden over het leven van mensen. Weliswaar was de macht van de christelijke kerken door de Franse revolutie gekortwiekt, maar daarmee was de macht die kerken uitoefenden op het denken van mensen nog niet verdwenen.

De opkomende arbeidersbeweging, die terecht werd gezien als een van de kinderen van de Franse revolutie, ontmoette al snel weerstand vanuit kerkelijke kring. Want terwijl de vroege socialisten naar een egalitaire wereld streefden die geregeerd werd door de rede, overheerste binnen de kerken een romantisch verlangen naar de periode van voor de revolutie; een wereld waarin, volgens hen, godvruchtige mensen in verschillende standen en harmonie naast elkaar hadden geleefd. De katholieke en protestantse leiders trokken dan ook al snel een scherpe scheidslijn tussen zichzelf en de socialisten.

Godsdienstige houdingen tegenover de sociale kwestie

Op 15 mei 1891 kwam paus Leo XIII met een schrijven over de nieuwe ontwikkelingen die al sinds lange tijd het politieke leven beroerden; namelijk de ‘sociale quaestie’ en de opkomst van het socialisme in het bijzonder. Traditiegetrouw wordt een dergelijk pauselijk schrijven aangeduid met de eerste woorden van de Latijnse tekst en deze encycliek is daarom bekend geworden onder de naam Rerum Novarum (Over de nieuwe zaken). De paus in zijn ‘opperherderlijk ambt’ is voor Rooms-katholieken sinds 1870 onfeilbaar in zijn uitspraken. Vandaar dat de encycliek zo belangrijk is geweest voor de houding van katholieken binnen de arbeidersbeweging. De paus legde in Rerum Novarum de leerstellingen neer die voor lange tijd het optreden van RK-gezagsdragers hebben bepaald.

De paus erkende dat de arbeiders de afgelopen eeuw ten prooi waren gevallen aan ‘onmenselijke praktijken van hun meesters en aan een bandeloze concurrentiezucht’. De oplossing die door socialisten wordt aangedragen, namelijk omzetting van het kapitaal in gemeenschappelijk bezit, wees de paus echter resoluut af. Hij deed dit met een beroep op de natuur en de bijbel. De mens als natuurlijk verschijnsel is ouder dan de staat, dus moet de mens ook zonder de staat zijn problemen kunnen oplossen. In Deuteronomium V:21 staat volgens de Statenvertaling bovendien te lezen: “Gij zult de huisvrouw van Uwen naaste niet begeren, noch zijn huis, noch zijn akker, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets van alles wat hem toebehoort”. Met andere woorden: arbeiders mogen de rijkdom van hun baas niet begeren.

Volgens de RK-kerk moesten kapitaal en arbeid samenwerken en elkaar niet bestrijden. Bovendien rust op de rijken de plicht om uit christelijke naastenliefde de behoeftigen te laten delen in hun rijkdom. Nadat de rijken hebben voldaan aan hun eigen behoeften en aan wat onmisbaar is om hun stand op te houden, dienen ze wat over is als aalmoes aan de armen te geven. Komen de proletariërs echter in opstand, dan moet het staatsgezag tussenbeide komen, want de eerste plicht van de staat ligt in bescherming van de privaateigendom.

Ook de recente oprichting van arbeidersverenigingen werd in de encycliek genoemd. Om de arbeiders te vrijwaren van de ‘onrechtvaardige en ondraaglijke tyrannie’ van socialisten moesten zij zich volgens de paus organiseren in katholieke bonden.

Veertig jaar na het verschijnen van de encycliek schreef de nieuwe paus er een vervolg op. Daarin staat eenvoudig te lezen: ‘stakingen zijn verboden’, maar dat standpunt was niet vreemd in een tijd waarin politiek rechts aan een flinke opmars bezig was. In Italië waren sinds enkele jaren de fascisten van Mussolini aan de macht en zij verwerkelijkten in feite het oude christelijke ideaal van een samenleving zonder arbeidersstrijd. Stakingen waren verboden en door overleg diende de economie te worden bestierd.

In het jaar van Rerum Novarum vond ook het Christelijk-Sociaal Congres plaats. Van 9 tot en met 12 november 1891 kwamen protestanten bijeen in Amsterdam. De bedoeling van dit congres was om duidelijkheid te verkrijgen betreffende de protestants-christelijke opvattingen over het sociale vraagstuk. Tot dan was het niet mogelijk gebleken om tot heldere standpunten te komen. Protestanten hebben het in dit opzicht natuurlijk ook een stuk moeilijker dan katholieken. In de kerk van Rome werden en worden de leerstellingen centraal bepaald. Binnen het protestantisme zijn de gemeenten veel autonomer. Tijdens het congres werden na bespreking van een aantal rapporten conclusies vastgesteld. Ik zal de belangrijke conclusies hier laten volgen:

Het particulier initiatief is niet bij machte om het organisch verband op het terrein van de arbeid in al zijn omvang te herstellen.

Toch kan het particulier initiatief in dezen veel doen, door vrije corporaties van arbeiders en van patroons in het leven te roepen.

Het recht van werkstaking, mits in elk geval nooit als politiek instrument of als moedwillige contractbreuk, kan niet worden ontkend.

Het is eis der Christelijke consciëntie, van dit recht geen gebruik te maken, voordat de overtuiging verkregen is, dat alle andere middelen zijn uitgeput, in sommige gevallen echter kan werkstaking plichtmatig zijn.

Ook met het oog op werkstaking is er dringend behoefte aan het herstellen van het organisch verband op het terrein van de arbeid.

Heel duidelijk spreekt ook uit deze conclusies het terugverlangen naar de tijd van voor de Franse revolutie. Er klinkt nauwelijks een aanpassen aan nieuwe maatschappelijke omstandigheden in door. Slechts verwerping van het nieuwe en herstel van het vergane. Een romantische visie op de organische samenleving van de gildentijd, gegrondvest op Goddelijke beginselen, dat waren de conclusies van het congres. De relatie met de antirevolutionairen van Abraham Kuyper is in deze zonneklaar. Ze waren niet alleen tegen een arbeidersrevolutie, maar eerst en vooral tegen de Franse revolutie.

Een moeizame strijd voor socialisten

Tegen deze opvattingen, tegen de pastoor en de dominee, moesten de socialisten opboksen die juist probeerden om de arbeiders tot verzet tegen het bestaande aan te zetten. Soms kwamen arbeiders spontaan in opstand, maar vaak ook was er de aanzet van socialisten voor nodig. Steevast vonden zij dan de kerkelijke autoriteiten op hun pad. Het is daarom niet vreemd dat veel van die vroege socialisten een felle afkeer ontwikkelden van alles wat met geloof te maken heeft. Het geloof was niet alleen een stelsel van opvattingen over hoe de wereld was ontstaan en werd bestierd, maar stelde zich duidelijk op als behoeder van het bestaande of zelfs als promotor van een terugkeer naar wat was geweest. Voor socialisten was het duidelijk dat de kerken een obstakel waren in de strijd voor een rechtvaardige samenleving.

In het praktische vakbewegingswerk bleek dit ook echt het geval te zijn. De eerste vakverenigingsmannen waren ervan overtuigd dat het noodzakelijk was dat alle werklieden zich in één organisatie verenigden om voor hun belangen op te komen. Alle arbeiders hebben immers hetzelfde belang tegenover de patroons, zo dachten zij. Deze illusie werd echter al snel verstoord. Al in een vroeg stadium besloten veel gelovige arbeiders, al dan niet onder druk van hun geestelijk leiders, dat ze zich maar beter konden aansluiten bij een vakvereniging van hun eigen geloof. Tot op de dag van vandaag zitten we daardoor met een verdeelde arbeidersbeweging opgescheept en het lijkt me duidelijk wie het meeste belang hebben bij deze verdeeldheid. In ieder geval niet de arbeiders. Overigens betekenden die verdeeldheid en de houding van gelovigen niet dat de confessionele vakbonden de belangen van hun leden altijd links lieten liggen.

Joden en moslims

Eind negentiende eeuw was er ook een kleine stroming van door joden geleide vakverenigingen, vooral onder de Amsterdamse diamantbewerkers. Deze hebben aan de wieg gestaan van het hele moderne gebouw van de Nederlandse vakbeweging zoals dat tot uiting kwam in het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV), de voorloper van de FNV. Ook waren veel van die joodse vakverenigingmannen actief in de sociaal-democratische en communistische politieke partijen. Dat waren uiteraard niet de orthodoxe joden, maar veelal sterk geseculariseerde joden, dus opvattingen over de relatie geloof-socialisme kunnen we aan hun optreden eigenlijk niet ontlenen. Overigens lijkt het erop dat de meeste rabbijnen het recht op staking erkennen vanuit de gedachte dat het een gemeenschapsaangelegenheid is. Dat hield wel in dat stakers hun actie aan bindende arbitrage dienen te onderwerpen als ze het algemeen belang dreigen te schaden.

Tegenwoordig belijdt een klein deel van de Nederlandse arbeidersklasse de islam als godsdienst. Moslims hebben geen eigen vakbonden, en er bestaat ook niet zoiets als een islamitisch standpunt over vakbonden en stakingen. Volgens een van de overleveringen heeft Mohammed gezegd dat het te laag uitbetalen van een werknemer een grote zonde is. Ook kaartte hij het belang aan van het op tijd betalen van het salaris met de woorden: “geef de arbeider zijn salaris, nog voor zijn zweet uitdroogt” (oorspronkelijk te vinden in het werk van ‘Ibn Majah’). Het lijkt er op dat het overgrote deel van de islamitische schriftgeleerden niets tegen vakbewegingen heeft, zolang deze de samenleving maar niet omver willen werpen. Als stakingen de staat bedreigen dan staan ook zij geregeld aan de kant van de staat. Een goed voorbeeld daarvan is de houding die de Islamitische Broederschap in 1977 innam tegenover de stakers uit Egypte die het voortbestaan van het regime in gevaar brachten. De Broederschap veroordeelde de arbeidersstrijd.

Concluderend kunnen we stellen dat het joodse element in de arbeidersbeweging tamelijk klein was. En van de islam was in de begindagen van het socialisme in Nederland nog geen sprake. De houding van de pastoors en dominees die de ontwikkeling van de zelfstandige vakbeweging en het socialisme probeerden te frustreren was er de oorzaak van dat veel socialisten een heftige weerzin ontwikkelden tegen het geloof. Nog een laatste voorbeeld van die houding is een treffend voorval uit 1895. Tijdens een staking van sigarenmakers in Boxmeer probeerde niet alleen de burgemeester onderkruipers te werven, maar was het zo dat “de geestelijke openlijk den vrouwen der stakers aanraadt hare echtelijke plichten te staken”.

Ondanks alles zochten sommige socialisten toch een opening naar gelovigen; ze bedachten daarvoor een truc.

De ongeacht clausule

In navolging van Multatuli gingen veel socialisten van het eerste uur over tot een fanatiek atheïsme. Multatuli, overigens zelf geen socialist, was onder veel arbeiders in die dagen zeer populair. Een vroeg gedicht van hem, geschreven in 1861, hing bij menig socialist aan de muur. De woorden uit het Gebed van een onwetende geven zijn weerzin tegen het geloof in een goede vader, een goede god maar wel een die zijn kinderen niet antwoordt, goed weer. Weerzin, die ontstond in een tijd dat grote delen van de bevolking onder erbarmelijke omstandigheden leefden. Als zij in verzet kwamen tegen die omstandigheden en een andere maatschappij eisten, dan vonden ze een groot deel van de geestelijken tegenover zich. Iemand die zich fel weerde als tegenstander van de godsdiensten was Ferdinand Domela Nieuwenhuis. Deze gewezen dominee sprak zich in de felste bewoordingen uit tegen de godsdienst.

Binnen socialistische kring was er wel een gevoel van compassie met al die dolende zielen die hun heil zochten in iets dat niet bestaat, maar ondertussen het bestaande in al zijn slechtheid niet mochten bestrijden. Een aardig voorbeeld van die compassie blijkt uit de volgende uitspraak van Adrianus van Emmenes, een van de radicale voormannen van het socialisme, naar aanleiding van de weigering stakingen te steunen door gelovige arbeiders: “Wij moeten, dat spreekt vanzelf, de ellendige onderkruiperij bestrijden met alle kracht, die in ons is, doch gevoelen medelijden met deze menschen, die door honger in de maag en ingestompte vrees voor hel en vagevuur in ’t hoofd, overal invliegen, waar een grijpstuiver te verdienen is.”

Algemeen gesproken waren de vroege socialisten er in grote meerderheid van overtuigd dat de godsdiensten als instituten dienden te worden bestreden, want het waren volgens hen Kerk, Kazerne en Kroeg die de arbeiders afhielden van de strijd voor een betere samenleving. Binnen de vakbeweging waren velen er echter van overtuigd, dat de belangen van de arbeiders puur materieel zijn en niet afhankelijk van de ideologie. Om voor gelovigen en andersdenkenden een opening te maken en zo de verdeeldheid binnen de vakbeweging te bestrijden, kwam men met de ongeacht-clausule. Iedereen kon meestrijden in de vakbond ongeacht zijn of haar opvattingen over politiek of godsdienst. Binnen de sociaal-democratie van de SDAP kreeg deze opvatting ook steeds meer aanhang, maar de radicale socialisten hielden vast aan de opvatting dat de godsdienst moest worden bestreden.

Gelovigen en hun leiders waren echter helemaal niet enthousiast over de ongeacht-clausule. De clausule was daardoor nauwelijks een opening naar andersdenkenden en kon het tij niet keren. Socialisten konden dan wel beweren dat het er om ging de algemene belangen van de werknemers te vertegenwoordigen, ongeacht de politieke of geloofsopvattingen van iemand, maar veel gelovige arbeiders vreesden dat de socialisten toch zouden proberen hen voor hun karretje te spannen.

Zo bleven de meeste socialisten ervan overtuigd dat ze het geloof, in die tijd nog vooral het christendom, dienden te bestrijden. Het ging daarbij uitdrukkelijk niet om het geloof in een hogere macht, maar om het instituut kerk dat die gelovige mensen maatschappelijk gezien een bepaalde richting uitduwt. Wat mensen denken en geloven is het probleem niet, maar wel als mensen hun opvattingen in handen leggen van geestelijk leiders. Geestelijk leiders zijn in de meeste religies een veel voorkomend verschijnsel. Hun invloed op de gewone gelovigen is bijzonder groot in de wereldgodsdiensten die met een absoluut heilig boek in de handen slechts in die ene absolute god geloven.

2. Monotheïstisch wereldgodsdiensten

Er bestaan op de wereld zeer veel religieuze stromingen, variërend van aanbidders van bomen, stenen en dieren tot volgelingen van de Boeddha. Een van die vele stromingen is het hindoeïsme waarvan de aanhangers zeggen geen levende wezens te willen eten en die bijvoorbeeld koeien met rust laten. Dat is voor de radicalen onder hen echter geen beletsel om aanhangers van andere religies te vuur en te zwaard te bestrijden, zoals we vrijwel dagelijks in de kranten kunnen lezen. Over de volgelingen van een oplichter als de boeddhistische Maitreya of de Bhagwan wil ik het niet eens hebben, want in Nederland hebben we vooral te maken met drie monotheïstische wereldgodsdiensten.

Dat zijn in volgorde van ontstaan: het jodendom, het christendom en de islam. Volgens cijfers van het Sociaal Cultureel Planbureau was in 2004/5 ruim 45% van de bevolking aangesloten bij een van de tientallen christelijke kerken, een daling van bijna dertig procent ten opzichte van 1970 toen nog 75% kerklidmaat was. Recente schattingen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gaan ervan uit dat er ongeveer 850.000 moslims in ons land leven, ofwel ongeveer vijf procent. Het aantal joden wordt geschat op 45.000 en is dus vrijwel verwaarloosbaar; ze vormen slechts twee promille van de bevolking.

Bij deze aantallen dienen we ons goed te realiseren dat ze vooral zijn gebaseerd op wat de kerken zelf beweerden over hun aanhang en in het geval van moslims is het berekende aantal bepaald aan de hand van enquêtegegevens. Er wordt bij dit soort enquêtes aan mensen gevraagd tot welke godsdienst ze behoren en als automatisme worden de kinderen van die mensen ook meegenomen in de berekening.

De cijfers zijn dus alleen al vanwege die meegetelde kinderen zeer overtrokken als we iets zouden willen weten over de overtuiging die mensen bewust aanhangen. Om de telling nauwkeuriger te verrichten wordt gebruik gemaakt van een zogenaamde tweetrapsvraag. Bij de eentrapsvraag uit de volkstellingen wordt de respondent gevraagd tot welke kerkgenootschap hij of zij behoort. Bij de tweetrapsvraag luidt de eerste vraag of de respondent zichzelf tot een kerk of levensbeschouwelijke richting rekent. In de tweede vraag komt dan pas aan de orde tot welke richting men behoort. De kerkelijke aanhang die volgens de kerken zelf ruim 60% bedroeg, daalt volgens de tweetrapsvraagmethode naar rond de 36%. Dan hebben we het nog niet eens over kerkbezoek, want onder de christelijke lidmaten daalde het kerkbezoek fors de afgelopen dertig jaar.

Het behoren tot een kerkgenootschap en zelfs geregeld kerkbezoek willen overigens nog niet zeggen dat iemand de dogma’s van haar kerk allemaal onderschrijft. Het extreemste voorbeeld daarvan is misschien wel Klaas Hendrikse van de Protestantse kerk in Middelburg. Deze dominee profileert zich duidelijk als atheïst.

‘Ietsisme’ als achterdeur

Er bestaan dus niet-gelovigen binnen de kerken, maar er zijn ook gelovigen buiten de kerken. Naast de vier op de tien mensen die behoren tot een kerkgenootschap, zijn er namelijk nog de ‘ietsisten’. Mensen die niet naar de kerk gaan, maar wel geloven dat er ergens een hogere macht moet zijn. Zij kunnen zich niet neerleggen bij de gedachte dat het universum uit ‘het niets’ is ontstaan en argumenteren dat alles in het universum zo mooi in elkaar steekt dat het niet denkbaar is dat dit op een natuurlijke wijze tot stand is gekomen.

Het ietsisme lijkt enigszins verwant aan het agnostiscisme, maar terwijl agnosten het echt niet weten, denken ietsisten één ding juist zeker te weten. Dat staat althans te lezen op de website van de Nederlandse ietsisten: “Er is meer tussen hemel en aarde! Dat klinkt als het begin van een slechte horrofilm, maar het is wel waar! Misschien is er geen GOD en geen May the force be with You, maar er is wel iets. Dat gegeven vormt de basis van deze community.”

Zelfs bij sommige christenen heeft dit idee, in ietwat gewijzigde vorm, wortel geschoten onder de aansprekende term ‘intelligent design’ (ID). In een man die met een lange witte baard op een wolk zit, geloven zij niet meer. Maar dat ooit ‘een entiteit’ (dus toch die man met die witte baard?) het heelal in werking heeft gezet, staat voor hen buiten kijf. Het lijkt hun laatste strohalm en zelfs een truc om de oude gedachte van een almachtige god te redden. Volgens aanhangers van de ID heeft God niet meer alles uit klei in elkaar geknutseld zoals in Genesis te lezen valt. Volgens hen moeten we Genesis lezen als een metafoor voor het bedenken van een sluitend systeem, dat vervolgens een zet heeft gekregen en als een tol verder draait. Op de vraag wie dan die bedenker heeft gemaakt, levert ook de ID echter geen oplossing. De reguliere wetenschap doet in ieder geval nog een poging tot nadenken over het allereerste begin, al is de gedachte dat alles vanuit een singulariteit spontaan is ontstaan zeker voor leken ook niet erg overtuigend.

Als parodie op het waanidee van de Intelligent Design, dat in Nederland zelfs door een christelijke minister werd gepromoot, heeft Bobby Henderson het geloof in een vliegend spaghettimonster gelanceerd. Hij kwam tot zijn ‘openbaringen’ naar aanleiding van een besluit van de overheid in de Amerikaanse staat Kansas dat ID in biologielessen moest worden onderwezen naast de evolutieleer. Henderson doorzag deze slimmigheid van de christelijke fundamentalisten en eiste dat zijn vliegende spaghettimonster ook zou worden onderwezen, want wie kon bewijzen dat dit monster de wereld niet had geschapen?

De pogingen om de ID binnen te smokkelen, lijken nog onschuldig maar er zit natuurlijk meer achter. De monotheïstische godsdiensten sluiten uit de aard van hun ideologie andere goden per definitie uit. Het polytheïsme heeft er over het algemeen geen moeite mee om extra goden in het geloof op te nemen. Heel duidelijk was dit bij de oude Grieken en Romeinen, die namen heel opportunistisch alles op; zelfs Jahweh en de god van het christendom hadden opgenomen kunnen worden, als ze zelf niet zo exclusief waren geweest. In de tien geboden staat immers te lezen: Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben. Geloof je dus in Jahweh of God, dan mag je geen andere goden accepteren.

Exclusiviteit

Alle drie godsdiensten zijn in het Midden-Oosten ontstaan en kennen een geschiedenis van exclusiviteit en pogingen om anderen te bekeren of vooral te bestrijden.

Joden kennen eigenlijk geen bekeringsdrang, maar voelen zich vooral een exclusief volk, uitverkoren door hun god. Christenen echter kenden vanaf het prille begin een geschiedenis van bekeringen. Aanvankelijk nog vooral met woord en pen, maar toen ze eenmaal door waren gedrongen in de machtscentra gebruikten de keizers dit geloof om hun eigen macht met grof geweld te vestigen. Naast de ene god kan geen andere bestaan, en naast de paus en keizer als gezanten van die god kunnen dus geen andere heersers staan. Zo onderwierpen de keizers moordend en brandschattend heel Europa in naam van het christendom, zoals Arabische heersers later het Midden-Oosten in hun macht kregen met het zwaard in de ene en de koran in de andere hand. Overigens is de strijd tussen beide blokken die ook uit die tijd stamt niet zo eenzijdig verlopen als sommige aanhangers van de islam en critici van het westen ons proberen te doen geloven. Kritiek op de gewelddadige politiek van Israël en de Verenigde Staten wordt vaak vergezeld door de scheldterm ‘kruisvaarder’ voor politici als de voormalige Amerikaanse president Bush. Zo hangen die critici een beeld op van het westen dat al sinds de kruistochten, waarvan de eerste in 1096 plaatsvond, heeft geprobeerd de Arabische en moslimwereld te veroveren. We kunnen ons met hetzelfde recht natuurlijk afvragen wat de Arabische islamieten te zoeken hadden in Jeruzalem toen zij dat in 636 bezetten of in Spanje dat ze in 711 binnenvielen.

Die invallen in vreemde gebieden vonden dan nog plaats in de tijd dat er uit de moslimwereld ook positieve zaken te melden waren. We kunnen hierbij denken aan het bewaren van de werken van de Griekse klassieke filosofen, maar deze geestelijke bloeiperiode duurde niet lang en fungeerde vooral als doorgeefluik van oude ideeën. Op veel originele wetenschappelijke doorbraken kunnen we ze echter niet betrappen, die lieten nog even op zich wachten.

Die doorbraken vonden plaats in het deel van de wereld dat eerst de grootste achteruitgang had gekend, West-Europa. Hier pakte men de studie van de klassieke wereld op. Op basis van deze renaissance durfde men weer origineel onderzoek te doen naar de natuurverschijnselen en ook de wereld te bereizen. Dit alles ging niet zonder weerstand van de heersende kerk van Rome en heel wat mensen die de geaccepteerde leerstellingen ontkenden eindigden op de brandstapel. Omdat Europa politiek versnipperd was, was het echter mogelijk dat op sommige plaatsen de ketters vrij spel kregen. Die vrijheid werd echter met bloed, zweet en tranen bevochten. Geweld was de vroedvrouw van de intellectuele vrijheid, en tevens van de doorbraak van het kapitalisme dat begon aan een expansieve zegetocht over de wereldbol.

Gewelddadig

Gewelddadig handelen is zowel het christendom als de islam niet vreemd, maar in het westen hebben moderne mensen dankzij de verlichting het christendom redelijk weten te temmen. Zaken als vrij wetenschappelijk onderzoek, de emancipatie van de vrouw, het verkrijgen van rechten voor en acceptatie van homoseksuelen zijn allemaal verworven in een strijd tegen conservatieve christelijke waarden. Natuurlijk bestaan er nog enkele kleine brandhaarden waar aanhangers van de de grote christelijke kerken met geweld opereren, maar verder zijn er vrijwel geen plaatsen meer waar christenen elkaar te lijf gaan of anderen met geweld hun wil proberen op te leggen. Van de moslimwereld kunnen we dit helaas ziet zeggen. Sjiieten en soennieten bestrijden elkaar op grote schaal op gewelddadige wijze, sommige moslims grijpen hun godsdienst aan om anderen naar het leven te staan en de meeste landen waar een zogenaamde islamitische regering aan het bewind is leggen hun eigen bevolking een dictatoriaal regime op.

Het is niet eenvoudig om te beoordelen of het moderne verschil in gedrag tussen christenen en moslims godsdienstig gestuurd is of vooral maatschappelijk bepaald. Wat wel duidelijk lijkt is dat mensen die door hun opvoeding in een bepaalde geloofsrichting zijn gedreven deze maar heel moeilijk los laten. Dat is een van de totalitaire trekken van godsdienst waar iemand als Richard Dawkins in zijn boek God als misvatting zich terecht zo boos over maakt. Kinderen worden alsof ze het bezit van hun ouders zijn automatisch meegesleurd in deze of gene religie zonder dat ze daar zelf aan de hand van een weloverwogen oordeel een keus in kunnen maken. Ze worden kortom al in een vroeg stadium van hun leven geïndoctrineerd, wat het voor veel mensen moeilijk maakt om in een latere fase van hun leven met de religie te breken. Met andere stromingen binnen hun religieuze richting kunnen ze op leven en dood strijden, maar naar de buitenwereld delen ze die ene essentie die ze jood, christen of moslim maakt. En die essentie overstijgt in hun hoofden over het algemeen alle andere verschillen. De macht van de theorie is groter dan veel vulgair-marxisten ooit dachten en kan tijdenlang klassenbelangen overstijgen. Vandaar misschien dat mensen in de Arabische wereld zich vooral erg druk lijken te maken over het onrecht dat de Palestijnen wordt aangedaan, maar hun eigen heersers vaak buiten schot blijven.

Naar moderne opvattingen is het Oude Testament een gewelddadig boek met in onze ogen onzinnige eisen aan de mens, zoals de opdracht om je zoon te offeren. De goddelijke drie-eenheid van het Nieuwe Testament wordt echter altijd naar voren gebracht als een god van liefde, de mensenzoon die de mens opdroeg om een agressieveling zijn andere wang toe te keren. God de vader offerde echter wel zijn zoon op oudtestamentische wijze, ook niet erg fijngevoelig. Daarbij zijn het de christenen geweest die als eersten bijna sadistische gedachten ontwikkelden over de hel. De ‘schrijver’ van de koran staat ook niet erg bekend om zijn liefdevolle instelling, wat sommigen daar ook over mogen beweren. Een voorbeeld daarvan is vers 5 uit Soera Het Berouw, dat luidt: “Wanneer de heilige maanden voorbij zijn, doodt dan de afgodendienaren waar je hen ook vindt en grijpt hen en belegert hen en loert op hen uit elke hinderlaag. Maar als zij berouw hebben en het gebed houden en de Zakaat betalen, laat hun weg dan vrij. Voorzeker, God is Vergevensgezind, Genadevol.” De afgodendienaren worden slechts gespaard als ze zich overgeven. Het zal wel vergevingsgezind zijn, maar dat is dan toch een heel ander beeld van vergevingsgezindheid dan de meeste mensen er op na zullen houden.

Het lijkt echter niet nodig om antieke teksten te ontleden, want het is vooral belangrijk wat er in de wereld om ons heen gebeurt. Het beeld van de islam dat zich opdringt is dat van een godsdienst waarvan de aanhangers proberen om alle moslims ter wereld, de hele umma of moslimgemeenschap te verenigen. Die vereniging zou dan volgens de strengst gelovige aanhangers moeten uitmonden in een wereldomvattend kalifaat waar de sharia heerst, inclusief alle barbaarse straffen die daarbij horen en die in sommige gebieden nog dagelijks worden uitgevoerd. Slechts een enkel voorbeeld: volgens islamitische schriftgeleerden verdient een moslim die van het geloof afvalt de doodstraf. Dus alleen maar omdat iemand besluit niet meer te geloven of een andere god aan wil hangen mag, nee moet een mens worden vermoord.

Het jodendom is op wereldschaal slechts een kleine speler en het westerse christendom is grotendeels krachteloos gemaakt. De islam, de derde van de drie monotheïstische godsdiensten die zijn ontstaan onder grotendeels nomadische stammen uit het Midden-Oosten, lijkt echter aan een onstuitbare opmars bezig. Ondanks dat het in ons land slechts om een kleine speler gaat, is het er wel een die een hoop rumoer maakt. Overigens moeten mensen zich geen illusies maken over de vrijheid die christelijke kerken hun onderdanen zouden toestaan als ze de absolute meerderheid terug zouden krijgen. Ze zijn in het defensief gedrongen, maar zullen dan ongetwijfeld allerlei vrijheden ongedaan maken die de bevolking nu heeft. Ze zijn op grond van hun bijbelverhaal, en dan vooral het gewelddadige Oude Testament, tegen het homohuwelijk, tegen abortus, voor onderschikking van de vrouw en ga zo maar door. Socialisten, die een einde willen maken aan de kapitalistische klassenmaatschappij, zullen dan ongetwijfeld terecht komen in de hoek waar de klappen vallen. Dat blijkt niet alleen uit de eerder aangehaalde standpunten over arbeidersstrijd, maar ook uit de manier waarop vooral de kerk van Rome omging met opstandige priesters in het recente verleden. Om de opstandige jeugd van het westen in de jaren zestig te paaien stelden sommige christelijke theologen Jezus nog wel als een soort hippie of socialist voor, maar de bevrijdingstheologie in Zuid-Amerika kreeg van Rome niet de lengte. Dat was te gevaarlijk voor de status quo. In 2007 volgde onder de nieuwe paus nog eens een duidelijke afstraffing van de bevrijdingstheologen toen Jon Sobrino werd berispt.

In dit licht is de uitspraak van minister Donner dat wanneer de meerderheid daarvoor is ook in Nederland de sharia moet worden ingevoerd, tekenend. Hij stamt uit een ware dynastie van christelijke politici en begrijpt duidelijk niet dat het in een democratie om meer gaat dan de mening van de meerderheid. In een democratie hoort de meerderheid ook de minderheid alle ruimte te geven, als men de individuele rechten van mensen maar niet met voeten treedt. Donner is dan nog een oude man met oude opvattingen, maar de jonge christen-democraten doen niet voor hem onder. In september 2008 protesteerden zij tegen de uitspraak van minister Plasterk dat reformatorische scholen geen homoseksuele leraren mogen weigeren. Met een beroep op de vrijheid van onderwijs willen deze jongelieden dat homo’s worden gediscrimineerd.

Respect?

Gelovigen eisen een bepaald respect op van anderen. Zelfs in de grondwet hebben ze dat er nog doorheen weten te krijgen via artikel 6 dat de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging regelt. Het eerste lid van dit artikel luidt: “Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.” Dat klinkt mooi, maar waarom zouden we deze overtuigingen apart vermelden? Het is toch een gewone gedachten- of meningsuiting? En het recht op vrijheid van meningsuiting is toch al geregeld, maar dan in artikel 7, lid 1 waar staat te lezen: “Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.” Blijkbaar vindt de wetgever dat godsdienst en andere levensovertuigingen iets anders (hogers?) zijn dan het gewone uiten van ‘gedachten of gevoelens’. Godsdiensten kunnen zich er niet op beroepen dat hun gedachtewereld van een andere of hogere orde is dan de gedachten van wetenschappers, politici, voetbalcommentatoren of, vooruit: racisten. Die hebben allemaal vrijheid van meningsuiting via drukpers of het gesproken woord, zolang ze maar niet aanzetten tot het plegen van strafbare handelingen. Veel mensen die een religie aanhangen hebben natuurlijk zelf vaak het idee dat ze iets geloven dat van een hogere orde is dan de ideeën van nog niet bekeerden, maar daar kan de wetgever toch geen rekening mee houden. Er is hierboven al op gewezen dat het geloof in het spaghetti-monster dan ook een zekere status verdient, of wat te denken van de rokers die midden 2008 probeerden onder het rookverbod in de horeca uit te komen met een beroep op de vrijheid van godsdienst.

Paul de Beer bepleitte hierom in 2007 terecht dat de vrijheid van godsdienst uit de grondwet kan . Hetzelfde geldt uiteraard voor het verbod op smalende godslastering uit artikel 147 van het Wetboek voor Strafrecht. Want wie zijn gelovigen dat zij een streepje voor krijgen op anderen. Er valt volgens mij juist veel voor te zeggen dat gelovigen die hun heil buiten deze aarde bij een onkenbare entiteit zoeken een achterstand hebben op die mensen die met alle problemen van dien trachten om in het hier en nu oplossingen voor problemen te zoeken. Maar het gaat er natuurlijk niet om wat ik over gelovigen vind, maar of de wetgever niet de plank volledig misslaat door voor hen een aparte plek in te ruimen. Dat doet de wetgever ook in artikel 137 c dat verbiedt groepen te beledigen op grond van ras, godsdienst, levensovertuiging, seksuele voorkeur of handicap. Hoezo mag je die groepen niet beledigen maar bijvoorbeeld stakende arbeiders, demonstranten of voetbalsupporters wel? Iedereen hoort volgens artikel 1 van de Grondwet voor de wet gelijk te zijn.

Toch schijnen we op een of andere manier ook respect voor gelovigen te moeten hebben anders dan het respect dat je voor ieder mens moet opbrengen. Iedereen heeft het recht te geloven, maar respect ervoor gaat toch een stap te ver. Accepteren dat het zo is, is iets heel anders. Het is net als met andere culturen die moeten we soms accepteren maar hoeven we niet te respecteren. De aartsvaders van links zoals Marx en Engels hadden daar terecht heel andere opvattingen over: ieder mens verdient respect, maar achterlijke opvattingen en gebruiken in het geheel niet.

Socialisten zijn van mening dat de samenleving nog flink verbeterd kan en moet worden. Tegelijk is het ook duidelijk dat de kapitalistische samenleving het hoogste is wat de mensheid tot op heden heeft bereikt. We leven allemaal langer, in betere gezondheid en met meer mogelijkheden dan op enig ander moment in de geschiedenis het geval is geweest. Primitieve gebruiken als jongens- en meisjesbesnijdenis, eerwraak, steniging, homohaat, de doodsstraf en ga zo maar door hadden we in onze samenleving aardig onder controle. Dat is nog nooit ergens anders gelukt. Dat is pas tamelijk kort het geval en daarom moeten we het met alle middelen bewaken.

Gelijke culturen en riskante bondgenootschappen

Op de site van de Internationale Socialisten en in dagblad De Gelderlander schreef ik eens: “Ik vind de cultuur van koppensnellende Papoea’s of harten uitsnijdende Maya-priesters lager dan de onze op de trap naar het rijk van de vrijheid.” De reactie daarop van Peter Storm van de IS was niet mis. Hij schreef: “Hij komt met het voorbeeld van de mensenoffers bij de Maya’s aan, en zegt: onze cultuur is beter. Mijn tegenvraag: wat is onze cultuur dan wel? De mensenoffers werden door en in opdracht van de heersers gebracht. Brengen onze heersers minder mensenoffers? Hoeveel slachtoffers vallen er door ziekte en honger doordat Westerse machthebbers regeringen in de Derde Wereld dwingen de schulden aan Westerse banken af te betalen? Hoeveel mensen offert Bush dagelijks in Irak aan de macht van de multinationals? In morele zin is de cultuur van de Maya-elite niets erger dan die van de huidige machthebbers.”

Zijn denkfout lijkt me zonneklaar. De maya’s slachtten hun mensen bewust om ze te doden, de slachtoffers van Bush zijn ‘collateral damage’. Bush wil die mensen niet per se doden, maar ze sneuvelen in een proces met andere doeleinden. Dat is toch echt iets heel anders, hoe verwerpelijk de Amerikaanse politiek ook is. Een betere kritiek was geweest als Storm had gewezen op het feit dat in 1535, dus eigenlijk ten tijde van de acties van de Mayas en Azteken, ook in onze regio de Rooms-katholieke kerk huis hield tijdens haar bestrijding van de wederdopers. Op de site van het gemeentearchief Amsterdam staat het volgende daarover te lezen: “Op de Dam werd hun hart ‘levendig uit het lichaam gesneden en in hun aangezicht geworpen’, de lichamen werden gevierendeeld en bij elke stadspoort werd een deel opgehangen, terwijl de hoofden op staken gestoken werden.” Zo gingen de katholieken in die tijd om met mensen die er afwijkende opvattingen op na hielden. Ze bedreigden namelijk de status quo.

Blijkbaar deden in de zestiende eeuw de bewoners van Europa en Amerika nauwelijks voor elkaar onder. Het verschil was natuurlijk wel dat men op het westelijk halfrond hetzelfde deed als een offer aan de goden, en hier als een afschrikwekkende straf. Wij doen dat soort dingen niet meer, de nakomelingen van de Mayas en Azteken onder druk van het westers kapitalisme ook niet en dat heet nou vooruitgang. Vooruitgang is het achter je laten van achterlijke gebruiken, gewoontes en zeden. Een aardig voorbeeld hoe krampachtig linkse mensen daar soms mee om gaan staat te lezen in het in 2008 verschenen boekje 125 jaar Marx. Maina van der Zwan van dezelfde IS waar Storms lid van is, citeert daar het Communistisch Manifest van Karl Marx en Friedrich Engels uit 1848: “De bourgeoisie rukt door de snelle verbetering van alle productiemiddelen, door het oneindig gemakkelijker verkeer alle, ook de meest barbaarse volken in de kring van de beschaving. De goedkope prijzen van haar waren zijn de zware artillerie, waarmee zij alle Chinese muren tegen de grond schiet (…).Zij dwingt alle naties zich de productiewijze van de bourgeoisie eigen te maken, wanneer zij niet te gronde willen gaan; zij dwingt hen de zogenaamde beschaving bij zich in te voeren, d.w.z. bourgeois te worden. Met één woord, zij schept zich een wereld naar haar eigen beeld.Deze aanhaling over de groei van het kapitalisme is op zich al interessant, maar interessanter nog is het stukje dat Maina wegliet: “waarmee zij de hardnekkigste vreemdelingenhaat van de barbaren tot overgave dwingt.” Dat was duidelijk niet om ruimte te besparen, maar om niet racistisch of zoiets over te komen. Praten over barbaren of barbaarse gebruiken deden Marx en zijn strijdkameraad met heel wat meer gemak dan veel van onze tegenwoordige trotskistische vrienden en zij deden dat echt niet in de zin van de oude Grieken, waar Βαρβαρος eenvoudig ‘vreemdeling’ betekende.

Socialisten erkennen vanouds dat er verschil bestaat tussen culturen en dat de ene cultuur hoger is dan de andere. Zij doen dat op basis van de productiewijze. Uitgaande van de gedachte dat het kapitalisme een noodzakelijke voorwaarde is voor het socialisme, staat het kapitalisme dus hoger dan alle nog-niet-kapitalistische samenlevingen. Dat klinkt misschien ouderwets voor iedereen die zich heeft gelaafd aan de gedachte van multiculturaliteit, maar ook wel weer eens verfrissend. Wat heeft de gedachte dat alle culturen gelijkwaardig zijn de moderne samenleving eigenlijk opgeleverd? Het eten van couscous, rai-muziek, en grote hoeveelheden olijven op de markt. Maar veel meer toch niet? Ook eerwraak is weer een onderdeel van de maatschappij gaan uitmaken, extreem veel spugen op straat, meisjes die worden uitgehuwelijkt, echtgenoten die zich voor een Nederlandse rechter beroepen op het islamitische recht en zo kan ik nog wel even doorgaan. Moderne mensen in de landen van herkomst van deze multiculturele aanwinsten gruwen ervan, maar welwillende linkse mensen hebben deze zaken omarmd en gaan tekeer tegen iemand als Ayaan Hirsi Ali. Haar noemen de leden van de IS in de beste tradities van het racisme een ‘bounty’, zwart van buiten en wit van binnen zoals ik vanaf het podium eens hoorde verkondigen op een bijeenkomst van het door de IS georganiseerde Marxisme festival.

Het weerwoord van de aanhangers van het multiculturalisme is dat die zaken niets met religie, maar alles met cultuur te maken hebben. Dat er jaarlijks in ons land tientallen meisjes genitaal verminkt worden is dus een zaak van cultuur. Oké, maar dan toch wel een achterlijke cultuur. De godsdiensten die jongens genitaal laten verminken, lijken me trouwens even achterlijk ook al wordt daarvoor vaak de smoes van de hygiëne aangevoerd. Maar dat is niet de reden waarom al die joodse en moslimouders hun zoontjes laten besnijden, dat gaat puur om een geloofsartikel. Juridisch lijkt me dit gewoon kindermishandeling, maar omdat het met een religieus sausje is overgoten, durft niemand er iets van te zeggen want religie verdient immers respect.

De mensen van de IS steunen radicale moslims omdat ze tot de onderklasse zouden behoren. Daarom willen ze die moslims niet voor het hoofd stoten en er zelfs bondgenootschappen mee sluiten. Maar in ieder geval in marxistische zin zijn moslims niet de onderklasse. Arbeiders en werklozen, die vormen de onderklasse. Er zijn ongetwijfeld meer katholieke arbeiders en werklozen dan islamitische, dus commentaar op de paus zou dan ook uit den boze zijn. Nog belangrijker is echter dat een bondgenootschap met aanhangers van een absolutistische godsdienst levensgevaarlijk is. Toen in de jaren zeventig alles wat links was juichte over het verzet tegen de sjah van Iran, was er ook vreugde over de terugreis van Khomeiny naar Teheran. Toen deze religieuze leider vervolgens aan de macht kwam, waren het eerst en vooral de linksen die hem hadden gesteund die aan de galg kwamen. De honderden leden van de Tudeh-partij die slachtoffer werden van de ayatollahs zullen zich toen nog wel eens achter hun oren hebben gekrabd. Ze hadden immers het bewind van Khomeiny enthousiast gesteund. Laat dit een wijze les zijn voor links.

Overigens is dit een breder probleem. Links heeft in de geschiedenis gegrossierd in bondgenootschappen met de verkeerde clubs. Een van die voormalige bondgenoten terroriseert al enkele tientallen jaren Zimbabwe, het vroegere Rhodesië. Toen Mugabe zich verzette tegen het ‘blanke‘ bewind Ian Smith van leek steun aan zijn ZANU redelijk maar de directe steun aan de organisatie is een andere zaak. Zo ging het met meer zogenaamde bevrijdingsbewegingen; als ze eenmaal aan de macht waren dan was het nog maar de vraag wat de bevolking was opgeschoten met de machtsovername. Voor de miljoenen slachtoffers van de Russische revolutie en de Chinese machtsovername geldt iets dergelijks. Kritiek op dergelijke regimes werd in linkse kring vaak gepareerd met de opmerking dat je ‘de vijand’ in de kaart speelt met kritiek. Zo weigerde de CPN in de jaren twintig, dertig, veertig, vijftig en zestig aanvallen op de Sovjet-Unie te accepteren omdat de SU zich verbaal uitsprak tegen het kapitalisme en dus als een bondgenoot werd gezien. Tot op de dag van vandaag zijn clubs als de NCPN en de Rode Morgen hier niet overheen. Nog steeds verdedigen ze te vuur en te zwaard regimes in staatskapitalistische landen als China, Cuba of de voormalige Sovjet-Unie. De Trotskisten van de IS hebben uiteraard niets met deze regimes. Zij steunen van de weeromstuit aanhangers van de politieke islam en het Arabisch nationalisme.

Om terug te keren naar de kern van dit artikel: socialisten hebben eigen normen en waarden en die zijn onverenigbaar met de geloofsartikelen van om het even welk nationalisme of godsdienst. Over die geloofsartikelen is nu wel genoeg gezegd, maar hoe zit het met de socialistische gedachtewereld?

3. Socialistische normen en waarden?

Socialisten hebben vanouds als hun belangrijkste doel genoemd de omverwerping van het kapitalisme, waarbij het eigendom van de productiemiddelen in handen van de gemeenschap diende te komen. Ze streden tegen het kapitalisme. Omdat die strijd voor omverwerping van de bestaande samenleving voor alle godsdiensten onacceptabel was, moesten socialisten ook strijd tegen die godsdiensten voeren.

Uitgezonderd enkele kleine groepen zoals de leden van de NCPN of de IS, spreken de moderne opvolgers van die vroege socialisten niet meer over strijd tegen het kapitalisme. PvdA en GroenLinks hebben feitelijk en ideologisch het kapitalisme geaccepteerd. Ook de SP spreekt zich niet meer onomwonden uit voor een onteigening van de onteigenaars, maar omdat deze partij zichzelf in ieder geval het duidelijkst plaatst in de traditie van het oude socialisme zal ik de kernwaarden van de SP hanteren als de bestaande socialistische normen en waarden. In de kernvisie van de SP staat: “Menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid van mensen en solidariteit tussen mensen vormen onze meetlat, hier en nu, én onderweg naar een betere wereld.”

Als we die waardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit hanteren als ijkpunten waartegen ontwikkelingen en standpunten kunnen worden afgezet dan kunnen we er niet omheen dat ze strijdig zijn met de onderschikking van de vrouw, de verwerping van homo’s of de mishandeling van kinderen zoals deze worden gepropageerd of gepraktiseerd door de diverse godsdiensten. Zelfs vanuit de zeer afgezwakte normen en waarden zoals de SP die hanteert moet de strijd tegen de achterlijke opvattingen van de religies consequent worden gevoerd.

Dat dit niet gebeurt, is een hachelijke zaak omdat we moeten vrezen dat de religieuze instellingen altijd zullen blijven proberen om hun verloren machtspositie terug te winnen. Links moet daar pal voor staan en omdat dat niet gebeurt, schreef Carel Brendel in 2007 een boekje dat hij de terechte titel Het verraad van Links meegaf. In dit boek veegt hij alle linkse stromingen de mantel uit omdat deze de vrijzinnige waarden hebben ingeruild voor een zieligheidpolitiek van pamperen van moslims. Hij voert goede argumenten voor zijn gelijk aan, zoals de politiek van de PvdA die om de allochtone kiezers niet voor het hoofd te stoten de strijd voor de gelijkheid van man en vrouw veronachtzaamt. Het hoogtepunt daarvan is voor hem wel de uitspraak van de al eerder genoemde toenmalige PvdA-minister Vogelaar dat wat haar betreft de boerka ‘moet kunnen.’

Ook bedenkelijk is de steun die SP-senator Anja Meulenbelt geeft aan de Palestijnse Hamas-beweging. Hamas is een vleugel van de Moslim Broederschap die als motto heeft: “God is ons doel. De Profeet is onze leider. De Koran is onze wet. De strijd is onze manier. Voor God sterven is onze hoogste verwachting.”

Conclusie

In het voorgaande hebben we een reis gemaakt langs de geschiedenis van de verhouding tussen socialisten en godsdiensten, via een overzicht van de in ons land bestaande grote godsdiensten naar de inhoud van hun religieuze denkbeelden. Ieder moment van die reis heeft laten zien dat godsdienstige instellingen en hun ideologieën strijdig zijn met de waarden waar socialisten voor staan. Door de opkomst van een voor Nederland nieuwe godsdienst staan veel van de verworvenheden van de afgelopen 150 jaar onder druk.

Socialisten moeten zich daarom wel degelijk met godsdienst bemoeien. Godsdienst is een persoonlijke opvatting en gedachten mag iedereen hebben, of men nu racist, fascist, moordenaar of gelovige wil zijn. Zelfs het willen van een kalifaat of een staat in Calvinistische zin moet mogen. Voorstanders van de sharia of het spaghettimonster moeten vrij over hun persoonlijke hobby kunnen denken, praten en plannen maken. Denken staat immers vrij.

Waar onze interventie als socialisten in het debat aan de orde komt, is op het moment dat mensen op basis van een religie dingen gaan doen. En vergis u niet, spreken is ook een praktische handeling. Oproepen tot het van een flat afgooien van homo’s is aanzetten tot een misdaad en dat mag niet van de wet. Maar een dergelijke oproep is ook strijdig met de principes van menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit. Heel simpel gezegd mag iedereen voorstander zijn van een staatsbestel waar homo’s van het dak mogen worden gegooid, maar het staat niemand vrij om te proberen die actie werkelijk uit te voeren.

Religie is weer prominent aanwezig in de samenleving al is het maar omdat er veel over wordt gesproken. Religie is achterlijk omdat het achter de feiten aanloopt, maar een groter gevaar is dat de kerken, synagogen of moskeeën weer macht krijgen. Het gaat dan uiteraard niet om de gewone gelovige man of vrouw in de straat die het allemaal wel best vindt, naar de kerk of moskee gaat en verder gewoon haar leven leidt. Natuurlijk kunnen socialisten tijdens een actie samenwerken met mensen die in om het even welke god geloven, maar formele samenwerking met een religieuze organisatie moeten we te allen tijde vermijden. Het gaat om de instituten, de kopstukken die onbetrouwbaar zijn. De katholieke kerk is een machtig instituut dat misschien in het geniep wel terug wil naar de situatie van enkele eeuwen geleden toen ze veel in de melk te brokkelen had. Imams, hoe verdeeld ook onderling, zijn het allemaal over één ding eens: wat in de koran staat, is het woord van Allah en moet worden uitgevoerd. Socialisten weten wel beter en dienen de strijd aan te gaan met deze voorstanders van een terugkeer naar de donkere Middeleeuwen zoals ze bijvoorbeeld in de Indonesische provincie Aceh al aardig voor elkaar hebben. Doen we dat niet, dan geven we ze de ruimte om die dingen te doen waar wij en onze geestverwanten al ruim een eeuw tegen strijden. Dat mensen als Wilders iets soortgelijks beweren mag voor links geen reden zijn mond te houden. De eigen normen en waarden verbieden links om in een bondgenootschap met hem samen te werken, maar dat is iets anders dan niet opkomen voor seculiere waarden. Dat veel gelovigen tot de arbeidersklasse behoren, doet er niets toe, daar wisten ze vroeger ook wel raad mee. Toen mensen als Domela Nieuwenhuis die strijd voerden was dat voor hen in ieder geval geen enkel beletsel. Laten wij daar een les uit trekken, want vooruitgang moet dagelijks worden bevochten. Bij verzaken van die strijd ligt altijd een terugval op de loer.

Sjaak van der Velden is gepromoveerd op een onderzoek naar stakingen in Nederland. Zijn laatste boek verscheen onder de titel 125 jaar Marx. Denken over zijn betekenis voor de 21e eeuw.

Deze bijdrage is een bewerking van een artikel dat eerder verscheen in het Vlaams Marxistisch Tijdschrift

Reacties naar sjaakvdvelden@gmail.com