Trendbreuk in de Nederlandse ramadanjournalistiek

Door Carel Brendel, 20 juli 2012

Op een mooie zomeravond maakten we vorige zomer een fietstochtje, dat ons voerde door het Waterleidinggebied, een groengebied achter de Amersfoortse flatwijk Liendert. Het was het einde van een behoorlijk warme dag in de islamitische vastenmaand ramadan. In een stille hoek van het park zag ik een man in djellaba, die buiten het zicht van andere moslims uit een flesje mineraalwater dronk. Zelf geloof ik niet in God. Maar als Allah bestaat, denk ik dat hij barmhartiger is dan de familieleden en buurtgenoten voor wie de eenzame moslim zijn stiekeme drinkgedrag verborgen probeerde te houden.

De r van ramadan zit weer in de maand. Dan is het ook weer tijd voor de gebruikelijke mediaverhalen over het islamitische vasten. De eerste ramadanrepo’s verschenen al in de jaren 70 van de vorige eeuw in Nederlandse kranten. De inhoud ervan is elk jaar ongeveer hetzelfde. Alleen de namen van de geïnterviewde moslims variëren. Alsof de gemiddelde Nederlander nog niet weet wat ramadan is, geeft de journalist uitleg over het waarom van de vastenmaand. Vaste onderdelen zijn de moeite die het kost om het vasten overdag vol te houden, de gezondheidsaspecten, de aandacht voor de armen, en de spirituele betekenis van deze maand. Verder lezen we steevast hoe gezellig en feestelijk de uitgebreide maaltijden zijn waarmee de vastende moslims na zonsondergang de schade inhalen.

In dergelijke reportages valt regelmatig het woord ‘moeten’. Zo stond deze week een Volkskrant-reportage: “Zeker drieduizend moslim-sporters moeten deze Olympische Spelen strijden voor een gouden plak, terwijl zij zich ondertussen ook aan de leefregels van de ramadan moeten houden.” Dat ‘moeten’ is onzin. Geen wetboek in Groot-Brittannië of Nederland bepaalt, dat moslims een maand lang overdag niet mogen eten en drinken. Moslims moeten net als andere burgers belasting betalen, zich aan de verkeersregels houden en hun leerplichtige kinderen naar school laten gaan. Maar er bestaat geen enkele wettelijke verplichting tot het meedoen aan de ramadan. Vasten is hooguit een religieuze ‘plicht’ die gelovigen zichzelf op vrijwillige basis opleggen.

De traditionele ramadan ‘voorgalm’ is nog steeds de norm bij de Nederlandse dagbladen. Toch waren er dit jaar twee opmerkelijke uitzonderingen. De negatieve uitschieter kwam van het Algemeen Dagblad dat vorige week nieuws maakte met de zogeheten ‘ramadancriminaliteit’. Aanleiding was de inzet van extra politie, die volgens het AD nodig was ‘om te voorkomen dat moslims die tijdens de ramadan in Nederland blijven op boevenpad gaan’. Zelden heb ik een dermate rommelig en slecht onderbouwd nieuwsbericht gelezen. De verslaggevers gooiden diverse zaken (extra inzet van politie in verband met drukte rond moskeeën, het thuisblijven van Marokkaanse Nederlanders en de criminaliteit onder jongeren) door elkaar met als resultaat een opgeklopte hutspot. Nergens werd het directe verband tussen criminaliteit en ramadan waargemaakt. Of het moest zijn aan een niet met harde gegevens onderbouwde bewering van een Utrechtse welzijnswerker, die in 2008 een ‘dramatische stijging’ van het aantal autokraken zou hebben geconstateerd.

De boosheid over deze berichtgeving is volkomen terecht. Joop-redactrice Hasna el Maroudi schreef over ‘fact-free-journalistiek’. De betrokken journalisten zouden zelfs ‘likkebaardend’ de term ramadancriminaliteit hebben opgetikt, volgens haar de perfecte kop om angst te zaaien rond moslims. Ik was er niet bij toen ze hun stuk schreven. Zelf zoek ik de oorzaak eerder bij journalistieke incompetentie.

De verslaggevers menen in zulke gevallen een ‘scoop’ te hebben, die ze niet kapot checken door zorgvuldig achter de feiten aan te gaan. Daarbij worden ze niet afgeremd door kritische chefs of eindredacteuren, die hen vragen om alle beweringen nog eens goed na te lopen. De hoofdredactie is in zulke gevallen tevreden, want ondanks de losbrandende kritiek heeft het nieuws toch maar gescoord in andere media. Als er dan al een verdwaalde collega met kritiek aankomt, dan is hij of zij een dwarsligger of zeurpiet. Het zelfde gebrek aan vakmanschap dat de ene dag leidt tot ‘ramadancriminaliteit’, kan de andere dag weer zorgen voor politiek correct geneuzel. ‘De ramadan is iedere keer weer heerlijk,’ stond vandaag boven een stukje in de Amersfoortse editie van het AD.

De positieve uitschieter kwam dit jaar van de Volkskrant. Deze krant belichtte een zelden benoemd aspect, dat van de ramadan als dwangmaand. Op twee pagina’s gaf journaliste Janny Groen het woord aan Nederlanders met een Marokkaanse, Turkse of Palestijnse achtergrond, die hardop verklaren dat ze niet vasten; ( hier een samenvatting). De sociale druk om te vasten is groot, en dat leidt volgens deze reportage tot veel hypocrisie. Moslims eten in het geniep of gaan op bezoek bij vrienden waar ze ‘veilig’ kunnen eten zonder de afkeurende reacties van familieleden. Enkele ramadan-eters ‘komen uit de kast’ in Groens reportage. “Vooral in etnisch geconcentreerde wijken is de sociale controle verstikkend,” zegt de Turkse Nederlander Zihni Özdil. Hij is docent aan de Erasmus Universiteit. Daar is hij al eens bits toegesproken door een moslima omdat hij in de kantine aan het eten was. Zoiets overkomt overigens niet alleen moslims. Een familielid van mij, die receptioniste was bij een Amsterdamse instelling, werd een keer uitgescholden door een bezoeker, omdat zij tussen de middag een broodje at.

De religieuze druk vanuit de fundamentalistische islam wordt stelselmatig onderschat. Daarom is het een zeer slecht idee van de CNV Jongeren om de cao ‘ramadan-proof’ te maken — het opnemen van allerlei afspraken rond de vastenmand. Zo’n maatregel zal de fundamentalisten een werktuig geven om ook op de werkvloer pressie uit te oefenen op moslims die afvallig of minder streng in de leer zijn. Los van de vraag of werkgevers verplicht zijn rekening te houden met de gevolgen van de zelf opgelegde, maar liefst dertig dagen aanhoudende religieuze activiteiten van hun werknemers.

Niet alleen de Volkskrant besteedde aandacht aan de sociale dwang rond ramadan. Opiniesite De Jaap plaatste het stuk ‘Ramadan: het recht om niet te vasten’ van schrijver Said el Haji. Hij beschreef hoe hij zijn vader ooit schokte door hem openlijk te melden dat hij niet meedeed aan het vasten.

De rechtzinnige broeders vinden zoiets niet leuk. Op Twitter meldde zich Nourdeen Wildeman, bestuurslid van het Landelijk Platform Nieuwe Moslims (LPNM). Hij maakte El Haji uit voor ‘aandachtsh%$r’ en beweerde in één en dezelfde tweet dat de schrijver zijn Schepper uitschold. Aanleiding voor mij om het blog nog eens goed over te lezen. Maar ik kon geen enkel scheldwoord ontdekken. Hooguit de opmerking dat aartsvader Abraham gehoor wilde geven aan de ‘idiote opdracht van zijn God om zijn zoon te offeren’. GroenLinks-Kamerlid Tofik Dibi kreeg ook nog een veeg uit de pan omdat hij een betoog waarin Abraham en God werden geschoffeerd ‘moedig’ had genoemd.

Dibi, die zelf overigens vol overtuiging aan het vasten meedoet, trekt zich niets aan van de islamitische ouderling Wildeman. Hij onderstreept de vrije keuze om wel of niet te vasten. Dat is in elk geval een ander geluid dan dat van minister Ella Vogelaar, die in 2007 nog op een gesubsideerd festival verkondigde dat ‘de ramadan van ons allemaal’ was.