Leerzaam boek over salafisme neemt zorgen over radicalisme beslist niet weg

Door Carel Brendel, 2 juni 2014

Image402

Een nieuw boek over het salafisme geeft veel inzicht en achtergrond over deze stroming binnen de islam. Nuance over het onderwerp kan geen kwaad. Maar de zorgen blijven, met name over het jihadi-salafisme van Syrië-strijders, die na terugkeer niet allemaal hun Kalashnikov op de schroothoop werpen.

Begin jaren zestig viel Spartacus, het radencommunistische splintergroepje van mijn vader, uiteen in nog twee nog kleinere splinters. Jarenlange vriendschappen tussen kameraden veranderden opeens in vijandschap. Aanvoerders van beide groepen schreven lijvige brochures waarin ze uiteenzetten waarom de anderen waren afgeweken van de jarenlang gekoesterde principes. De strijd was niet alleen ideologisch, maar ging ook om de stencilmachine en de papiervoorraad.

Aan deze sektarische strijd moest ik denken bij het lezen van Salafisme, het recent verschenen boek van de Radboud-wetenschappers Martijn de Koning, Joas Wagemakers en Carmen Becker. Het gaat over de soennitische stroming binnen de islam, waarvan de aanhangers proberen om de veronderstelde levenswijze van hun profeet en zijn metgezellen tot in de kleinste details na te volgen. Over die details kun je al flink ruzie maken, maar nog lastiger is de vraag hoe je dit alles 1400 jaar later in de praktijk moet brengen in een moderne samenleving. Het gevolg is een aaneenschakeling van conflicten, scheuringen, verkettering en ook geweld.

Dat iets ‘doet denken aan’ betekent niet, dat iets op hetzelfde neerkomt. Waar het salafisme grossiert in richtlijnen en regeltjes over vrijwel alle dagelijkse bezigheden, was er maar weinig “haram” in radencommunistische kring. Mijn moeder zag liever niet dat wij op Koninginnedag rondliepen in het oranje, de kleur van de verderfelijke monarchie. We werden aangemoedigd om te studeren en te werken, maar daarbij speelde nauwelijks een rol dat de zelfstandige arbeidersstrijd geen activiteit was voor werkloze slampampers.

Levensgroot verschil was er ook in omvang. De beweging van mijn vader bestond uit zo’n 20 tot 40 mensen. Volgens schattingen houdt ongeveer tien procent van de Nederlandse moslims, ongeveer 80.000 mensen, er salafistische denkbeelden op na. Zelfs de kleinste van de drie stromingen binnen het Nederlandse salafisme, de aanhang van de revolutionaire jihad, heeft in ons land meer aanhangers dan Spartacus ooit had: ongeveer 150 strijders in Syrië plus (schat ik zelf) enkele honderden sympathisanten, die de jihad actief ondersteunen dan wel op hun laptop de virtuele jihadvlag hebben gehesen. Het internationale internet heeft een grotere impact dan de stencilmachine van de jaren 50 en 60.

De Koning, Wagemakers en Becker geven een leerzaam inzicht in veel aspecten van het salafisme. Ze vertellen over het ontstaan en de groei van deze stroming, eerst in het Midden-Oosten en later in Europa. Ze leggen uit hoe salafisten elkaar op webfora helpen bij het vinden van antwoorden op voor de buitenstaanders nogal buitenissige vragen. Handig is ook de woordenlijst met Arabische begrippen die tot het vaste salafistische jargon behoren.

Uitvoerig gaan de auteurs in op de drie hoofdrichtingen binnen deze sector van de islam: de nogal passieve “quiëtisten”, die vooral bezig zijn met zich af te zonderen van het zondige Westen; de “politico’s”, die een plekje willen veroveren in het maatschappelijke middenveld; en tenslotte de jihadi’s, die sympathiseren met of zelfs deelnemen aan de revolutionaire jihad tegen de zittende regimes in het Midden-Oosten. De verdeeldheid uit zich in “felle ideologische tegenstellingen die moeilijk te overbruggen zijn,” lees ik. Dat klinkt geruststellend voor de niet-salafist. Maar elders betogen de auteurs dat de scheidslijnen niet absoluut zijn en dat de drie groepen bepaalde zaken gemeen hebben. Dat klinkt weer minder geruststellend.

De drie auteurs hebben gekozen voor een begripvolle benadering van hun onderzoeksdoelgroep. Maar om bepaalde ongemakkelijke feiten draaien ze niet heen. De verspreiding van het salafisme heeft alles te maken met de olierijkdom van Saoedi-Arabië, de bakermat van deze stroming. Egyptische gastarbeiders in de Arabische olie-industrie waren “bij terugkomst niet alleen veel conservatiever maar ook veel rijker”. “Dit geld gebruikten zij vaak voor de bouw van moskeeën en het opzetten van een alternatieve religieuze infrastructuur.”

Het Koninkrijk Saoedi-Arabië speelde ook een actieve rol in de salafistische groei, via de oprichting van zendingsorganisaties die het seculiere Arabische nationalisme van Nasser en de Baath-partij moesten keren. Een tweede stimulans was de val van de Perzische sjah en de opkomst van de ayatollahs. “Gesteund door de olie-inkomsten, die na de oliecrisis van 1973 nog grotere hoogten hadden aangenomen dan daarvoor, voerde Saoedi-Arabië zijn ideologische tegenoffensief dan ook verder op, met als gevolg dat het salafistische gedachtegoed een niet meer weg te denken factor werd in grote delen van de moslimwereld sinds de jaren ’80.”

Het kan geen kwaad dat de Saoedische rol bij de verbreiding van deze religieuze ideologie wordt belicht, net op het moment dat een Nederlandse minister zich opmaakt om te buigen en te knipmessen voor chanterende oliesjeiks.

De Koning, Wagemakers en Beckers ontlopen evenmin een ander heikel onderwerp, het jihadisme. In ons land heeft slechts een klein deel van de salafistische moslims zich uitgesproken voor deelname van westerse gelovigen aan de jihad in Syrië en elders. In Salafisme lees ik echter dat “alle salafisten in principe geloven in de legitimiteit van jihad, maar sterk van mening verschillen over wanneer dat mag worden gevoerd.”

Kortom, het gaat bij de imams niet om een principiële afwijzing van de jihad, maar eerder een tactisch meningsverschil met de radicalen. De auteurs: “Wij definiëren jihadi-salafisten hier dan ook als salafisten die, naast hun geloof in de kernleer die ook de quiëtisten en politico’s onderschrijven, voorstanders zijn van het gebruik van jihad tegen de eigen regimes in de moslimlanden, die zij als ongelovig bestempelen.” Daarna volgen interessante beschouwingen over de vele onderlinge conflicten, die er ook rond het onderwerp jihadisme bestaan in salafistische kringen — met veel nuance, die inderdaad wel eens ontbreekt in berichtgeving over de polderjihad in Syrië.

Alle nuances kunnen mijn zorgen rond de opmars van het salafisme niet wegnemen. We hebben te maken met een groeiende, zeer conservatieve van bekeringsdrang vervulde politiek-religieuze stroming. De salafisten genieten aanzien bij andere moslims en weren zich ook buiten de bekende oorspronkelijke salafistische centra zoals Al Fourkaan in Eindhoven en het Haagse “As-Soennah”.

Om een voorbeeld te noemen. De El-Fath moskee in mijn woonplaats Amersfoort werd in 2007 feestelijk geopend. Onze burgemeester Alberdine van Vliet (D66) was blij, omdat de stad er een “prachtige moskee” had bijgekregen. Christelijke kerkleiders spraken mooie welkoms woorden. Zeven jaar later blijkt dat sprekers van As-Soennah, zoals binnenkort “Aboe Tariq”, regelmatig langskomen. Over de groei van deze salafistische “periferie”, zichtbaar via hun aanwezigheid in niet-salafistische centra en hun samenwerking met Moslimbroeder-achtige groepen, lees ik weinig in Salafisme.

Gerustgesteld werd ik evenmin tijdens de recente presentatie van het boek in Nijmegen, waarbij de auteurs benadrukten dat slechts 150 Nederlandse moslims hadden gekozen voor de jihad in Syrië. Inderdaad is dat getalsmatig te verwaarlozen op 80.000 salafisten. Maar dankzij de vloeiende grenzen met andere salafistische stromingen kunnen de radicalen hopen op een blijvende aanwas uit minder radicale kring. Bovendien worden zowel de radicale als de minder radicale varianten van het salafisme permanent gevoed vanuit het Midden-Oosten, de een vooral via internet, de ander ook via satellietschotels.

Het “salafisme light” kan als buffer fungeren tegen radicalisering, maar ook als visvijver waaruit de radicalen naar hartenlust kunnen vissen. De discussie daarover is actueel nu er een tweerichtingverkeer tussen Nederland en Syrië is met vertrekkende en terugkerende jihadstrijders. De aanslag op het Joods Museum in Brussel leert dat niet alles kan worden weggenuanceerd.

Martijn de Koning, Joas Wagemakers en Carmen Becker: Salafisme. Uitg. Parthenon, 29 euro, ISBN/EAN: 9789079578504