Pim Fortuyn ziet spoken en hoofddoekjes

Door Carel Brendel, 17 februari 1997

“HET DEBAT over de moslims in Nederland moet weg van de borreltafel. Een publiek debat is beter voor de geestelijke hygiene.’

Pim Fortuyn ging er vrijdag stevig tegenaan bij de presentatie van zijn boek Tegen de islamisering van onze cultuur. Het moslimfundamentalisme bedreigt volgens de Rotterdamse ondernemer en ex-hoogleraar de fundamentele waarden van onze samenleving. Nederland moet ontwaken uit zijn culturele winterslaap, ophouden met het relativeren van de eigen normen en waarden en de nieuwe islamitische medeburgers keihard duidelijk maken waar de grenzen liggen, aldus Fortuyn. Aan de scheiding van kerk en staat en de gelijkheid van mannen en vrouwen valt niet te tornen en de 400.000 moslims moeten zich ook neerleggen bij de emancipatie van homoseksuelen en de gelijkwaardigheid van kinderen en volwassenen.

De Pavlov-reacties op Fortuyns boek bleven niet uit. CD-leider Janmaat meende direct een nieuwe geestverwant te ontwaren en zou de Rotterdamse publicist (tevergeefs) een Kamerzetel hebben aangeboden. Annemarie Grewel, boegbeeld van het hoofdstedelijke anti-racisme, zag in diens ‘uitgepoepte’ teksten een handreiking aan extreem rechts. Ook GroenLinks-Kamerlid Mohammed Rabbae vindt sommige uitlatingen van Fortuyn ‘koren op de molen van extreem rechts’. Hij was wel bereid het eerste exemplaar te ontvangen en in debat te gaan met de eigenzinnige wetenschapper. Rabbae prees de aandacht in het boek voor de problemen rond onderwijs, huisvesting en arbeidsmarkt. “Hij beschouwt de moslims als medeburgers en gaat het debat aan over de multiculturele samenleving.’

Voor Fortuyn is de ongevraagde bijval uit centrumdemocratische hoek geen punt. “Ik pas er voor mijn mond dicht te houden omdat meneer Janmaat soms hetzelfde opmerkt.’ Tegenstanders die hem als ‘racist’ de mond willen snoeren bestempelt hij als ‘geestelijke terreurpolitie’.

Wie zijn boek goed leest zal Fortuyn beslist niet voor racist uitmaken. Met zijn pleidooi voor de snelle inburgering van islamitische allochtonen betoogt hij juist het tegenovergestelde van extreem rechts, dat de buitenlanders het liefst ziet oprotten. Het probleem met Pim Fortuyn ligt elders: Pim is Pim en heeft de neiging door te draven.

De concentratie van grote groepen werkloze en verarmde moslims, die geen binding hebben met ons land, in oude wijken is een serieus probleem. Maar nergens in zijn boek maakt de oud-hoogleraar uit de volkswijk Feijenoord waar dat de Nederlandse cultuur gevaar loopt door een opkomend islamitisch fundamentalisme. Moslimorganisaties, die openlijk met Iran sympathiseren, leiden in ons land een marginaal bestaan.

Er bestaat inderdaad een fundamentalistische stroming van 300.000 overtuigde (fanatieke) gelovigen die de scheiding tussen kerk en staat wil opheffen. Fortuyn noemt deze club niet, want zij past niet in zijn betoog. Het gaat immers om de orthodox christelijke SGP. In deze autochtone kringen worden vrouwen – om in termen van de auteur te spreken – ‘door de mannen gedwongen’ lange rokken te dragen en gediscrimineerd. De SGP verwierp de regeermacht van de vrouw, terwijl in de islamitische landen Turkije en Pakistan vrouwen aan het roer stonden.

Maar zoals niemand de SGP gelijkstelt met het Nederlandse christendom, zo zal geen verstandig mens de islam in Nederland op een hoop gooien met de Iraanse ayatollahs. De moslims hier vormen een bont geheel van stromingen en nationaliteiten. Terwijl de een zich vastklampt aan het leven van veertig jaar geleden in zijn geboortedorp, probeert de ander zich zo goed mogelijk aan te passen. Weer anderen zoeken een middenweg. Fortuyn heeft er geen oog voor.

Hij ziet alleen schichtige vrouwen in lange jurken, meisjes met hoofddoekjes en fundamentalistische spoken. Weet hij dat jonge moslim-meisjes het naar verhouding heel goed doen op de arbeidsmarkt? Is hem bekend dat Turkse en Marokkaanse jongeren zich in toenemende mate richten op Nederland? Al lezend krijg je de indruk dat Fortuyn de Nederlandse islam vooral heeft bestudeerd vanaf de achterbank van zijn auto met privé-chauffeur. Hij signaleert de in het oog lopende misstanden, maar verdiept zich niet werkelijk in zijn allochtone buurt- en landgenoten.

(Bron: Algemeen Dagblad, 17 februari 1997)