Niet tevreden? Wegwezen!

Door Carel Brendel, 6 november 2004

Bouazza: ‘De zwakte van de radicale islam, de diep liggende twijfel, wordt bedekt met agressie”

Hafid Bouazza waarschuwt al jaren voor het moslimextremisme. De schrijver van Marokkaanse afkomst is echter somber. ”De agressie onder Marokkaanse jongeren is huiveringwekkend, het vermogen tot zelfkritiek ontbreekt totaal.”

“De vrijheid laat ik me niet afnemen. Ik ben schrijver, ik mag en zal mijn mond niet houden. Het mag nooit gebeuren dat we hier in Nederland islamitische regels moeten accepteren.”

Hafid Bouazza klinkt vastberaden. De moord op de cineast en columnist Theo van Gogh heeft hem gesterkt in de overtuiging dat Nederland het extremisme onder moslims eindelijk serieus moet nemen.

Bouazza waarschuwt niet voor het eerst. In februari 2002 schreef hij een vlammend artikel in NRC Handelsblad met de kop ‘Nederland is blind voor moslimextremisme’. Het stuk viel op door de felle toon waarmee hij de naïviteit en de politieke correctheid onder Nederlandse bestuurders te lijf ging. Opvallend was ook de ondertekening: Hafid Bouazza. Een alarmkreet dus uit de ‘Marokkaanse gemeenschap’ zelf – als er tenminste zoiets bestaat in Nederland.

Bouazza werd in 1970 geboren in het noorden van Marokko. Zijn vader werkte als gastarbeider in een fabriek in Zuid-Holland. Als 7-jarig kind verhuisde hij met zijn moeder naar Nederland. Hij kent dus het milieu, waaruit extremisten als Mohammed B. kunnen voortkomen, door en door. Maar er is één groot verschil. Bouazza heeft zich uit zijn omgeving losgemaakt, ontwikkelde zich tot een succesvol literator en woont nu in een van de schaarse wijken van Amsterdam, waar je nog geen hoofddoekjes en djellaba’s tegenkomt.

Bouazza maakte veel los met zijn artikel. Zowel bijval als boosheid viel hem ten deel. “Ik ben uitgemaakt voor veel ergere dingen dan geitenneuker. Dat raakt me niet. Als je sterk staat in je overtuiging, word je niet gauw gekwetst. De zwakte van de radicale islam is juist de diep liggende twijfel aan de eigen zaak. Die moet worden bedekt met agressie.”

Bouazza kreeg ook verbaasde reacties van weldenkende Nederlanders, die vonden dat hij overdreef; dat hij de islam te zwart afschilderde; dat je ook kritiek kunt hebben op het christendom. Na de moord in de Linnaeusstraat stelt hij vast, dat het nog veel erger is dan hij toen veronderstelde. “Ik heb nooit gedacht, dat mensen zo ver zouden radicaliseren dat ze niet meer terugdeinzen voor moord. Door de aanslagen van Madrid kwam de terreur al angstig dichtbij. Nederland was nog veilig, meende ik toen nog. Niet dus. Want de moordenaar is geen eenzame gek. Deze extremisten hebben ouders en vrienden. Ze bezoeken moskeeën. Ergens doen ze hun ideeën op.

”De overheid moet eens goed kijken wat hier allemaal via scholen en moskeeën aan gedachtengoed wordt geïmporteerd uit Saoedi-Arabië. Als een imam agressief te keer gaat en tot geweld oproept, dan is het antwoord toch simpel: als je Nederland zo vreselijk vindt, dan sturen we je maar terug. Dat is het dilemma voor veel mensen: je plukt de vruchten van deze samenleving en vervloekt ze tegelijk. Op die manier lever je geen bijdrage, maar kweek je alleen maar haat, wrok en agressie.”

De Nederlandse samenleving, meent Bouazza, heeft te lang genegeerd wat er in de islamitische gemeenschap broeide en borrelde. ”We moeten het probleem niet alleen aan de moslims overlaten. De Marokkaanse gemeenschap is niet één blok. Radicale stromingen moet je marginaliseren. Dat lukt pas als mensen inzien dat zo’n moord een smet werpt op de islam en op hun gemeenschap. Je mag je geloof niet laten gijzelen door een stel fanatici. Je kunt de Nederlandse angst voor moslims alleen wegnemen, als aantoonbaar duidelijk is dat het extremisme niet wordt geduld. Maar ik vraag me wel af in hoeverre dat ook gebeurt.

”Veel moslims zijn tegen het radicalisme. Maar ze hebben angst om stelling te nemen. Ze hebben het gevoel dat ze niet loyaal zijn als ze kritiek leveren op andere moslims. Misschien laat deze gruweldaad inzien dat je daarmee niet kunt doorgaan. Erg optimistisch daarover ben ik niet. Als je kritiek levert ben je al gauw ‘een moslim met zelfhaat’, een nestbevuiler. De angst zit er nu goed in. Want Van Gogh is reëel afgeslacht voor zijn kritiek op de islam.”

Wat Bouazza vooral treft op dit moment is ‘de peilloze woede’ van Marokkaanse jongeren’. ” Deze jeugd heeft zijn draai niet gevonden. Die jongens hebben geen werk en hangen wat rond. Er is een gevoel van zinloosheid en mislukking. In hun woede gaan ze op zoek naar een oorzaak. Die zoeken ze niet bij zichzelf. Het vermogen tot zelfkritiek ontbreekt totaal. Ze voelen zich altijd gediscrimineerd. Of ze zijn slachtoffer van de onderdrukking van de islam. Er is een constante verongelijktheid. Je vindt het terug in de Diamantbuurt. Marja en Bert werden uit hun huis verjaagd omdat ze racisten zouden zijn.”

De vraag is hoe je dit kunt doorbreken. “Je kunt wel wat projecten beginnen of een jeugdhonk neerzetten, maar de echte verandering moet uit die jongens zelf komen. Die komt pas als zelfinzicht wordt ontwikkeld, als die jongens zichzelf een schop voor de kont geven. Daarvoor is de opvoeding ontzettend belangrijk. Ambitie ontstaat als ouders hun kinderen aanmoedigen om te studeren en te werken. Mijn moeder heeft me nooit zo vrijgelaten. Ik mocht niet te veel op straat rondhangen, ik moest mijn best doen om vooruit te komen in Nederland. Bij veel Marokkaanse ouders ontbreekt die instelling. Ze zijn niet uit idealisme hier gekomen, maar om geld te verdienen. Het idee dat ze Marokkanen zijn en geen Nederlanders, hebben ze overgebracht op hun kinderen. Het is allemaal verklaarbaar, maar de moord op Theo is een stap die ik niet kan verklaren. Het laat wel zien hoe diep de woede is. De agressie is huiveringwekkend.”

Hoe valt de kloof nog te dichten? Bouazza: ”De eerste stap is een verbetering van de positie van de vrouw. Meisjes moeten een vrije partnerkeuze krijgen. Dan krijg je meer gemengde huwelijken tussen autochtonen en moslims. Maar eenvoudig is het niet. Marokkanen zetten zich juist tegen Nederland af vanwege de grote rol van de vrouw in het openbaar. Die zichtbaarheid boezemt angst in. En dat maakt dat ze zich verschansen in hun eigen groep.

”Al die sluiers en burqa’s zijn het signaal dat de radicale stroming vaste grond onder de voeten heeft gekregen, Men heeft er niets tegen gedaan en daardoor breidt het zich uit. De burqa is de stoffelijke manifestatie van een bepaald gedachtegoed, ze geeft aan wat iemand aanhangt. Als mensen zich bezorgd maken over de toename daarvan, dan moet je niet aankomen met verwijten van racisme en discriminatie.”

De onderdrukking van de vrouw is uitgerekend het grote onderwerp van Ayaan Hirsi Ali, de meest bedreigde Nederlander van dit moment. Bouazza verbaast zich erover dat de links-liberale intelligentsia vaak laatdunkend doet over het VVD-Kamerlid, bijvoorbeeld in de reacties op de film Submisson die ze samen met de vermoorde Theo van Gogh heeft gemaakt.

”Voor haar strijd had ik een veel grotere steun verwacht. Het gaat om de vrouwenrechten. Maar na het vertonen van Submission kwamen er zure stukjes, dat ze de discussie niet op de goeie toon voerde. De eerste acties van de Dolle Mina’s in Nederland waren toch ook niet zachtzinnig. Je kunt de spelregels van de discussie niet laten bepalen door de tegenstanders, want die willen helemaal geen discussie.

”Het is ook zo’n rare gedachte dat deze jongeren radicaliseren door de toon van het debat in Nederland. Dat Marokkaanse jongeren een slecht beeld hebben, ligt heus niet aan mij. Of aan de autochtone bevolking. Ik zou niet weten wat de Nederlanders de Marokkanen hebben aangedaan. Zonder de columns van Theo van Gogh zou de radicalisering ook zijn gebeurd. Want het extremisme zit overal.”

Bron: Algemeen Dagblad, 6 november 2004.