Zonder enge denktanks was er geen angst voor de islam

Door Carel Brendel, 31 augustus 2011

Islamofobie, zo dacht ik altijd met mijn domme verstand, is een onzinbegrip. Een dooddoener waarmee fundamentalistische moslims en hun ‘progressieve’ bondgenoten elke vorm van kritiek op de islam proberen te diskwalificeren. Een werktuig waarmee de Organisatie van de Islamitische Conferentie (OIC) de vrijheid van meningsuiting en de vrije discussie over religie in de kiem wil smoren. Helaas, ik heb me schromelijk vergist. Islamofobie is namelijk een miljoenenindustrie, waarmee door conservatieve instituten gefinancierde denktanks de bevolking bang maken, zo heeft een niet-conservatieve instelling, het Center for American Progress, ontdekt.

Natuurlijk kreeg deze islamofobie tien jaar geleden een enorme impuls door de verwoestende aanslagen op de Twin Towers van New York. Daarna waren er wat incidentjes: aanslagen in Madrid, Londen, Mumbai, Casablanca en Bali, en ook nog een religieus geïnspireerde moord in Amsterdam-Oost. Maar deze nare gebeurtenissen zouden normaal gesproken geen afbreuk kunnen doen aan het feit dat de islam overal vrede brengt.  Neem de Organisatie van de Islamitische Conferentie, die vanwege de democratische gezindheid van haar leden in de wandeling ook wel de Organisatie van Islamitische Democratieën wordt genoemd. De aangesloten landen zijn een toonbeeld van vreedzaamheid. Te denken valt aan Soedan, Syrië, Somalië, Algerije, Irak en Afghanistan; paradijselijke staten, die bovendien de mensen- en vrouwenrechten hoog in het vaandel hebben staan. OIC-oprichter Saoedi-Arabië staat vooral bekend om zijn humane strafrecht, dat ook machthebbers in landen als Iran inspireert tot tolerant gedrag tegen homo’s.

Enkele OIC-landen lopen voorop bij het implementeren van vrouwenrechten. In Saoedi-Arabië hoeven vrouwen zich bijvoorbeeld geen zorgen te maken om triviale mannenzaken als de hellingproef en het achteruit inparkeren. Als er brand uitbreekt in een schoolgebouw, rust de politie niet totdat de meisjes het brandende pand in passende kleding hebben verlaten. Op het Arabisch schiereiland en in landen als Afghanistan, Iran en in delen van Pakistan kunnen vrouwen vrij bepalen hoe ze over straat willen lopen. Amnesty International kan tevreden zijn over deze naleving van mensenrechten.

Natuurlijk, soms heersen er in deze landen vervelende toestanden. Het gebeurt wel eens dat vrouwen wegens overspel worden gestenigd. Maar dat heeft net als bovengenoemde aanslagen totaal niets met de islam te maken. In streng christelijke plaatsen als Urk en Staphorst komt het immers ook voor dat vrouwen wegens overspel eh niet worden gestenigd. Discussie is er ook over de blasfemiewetten in een land als Pakistan, waar de christelijke vrouw Asia Bibi in levensgevaar verkeert. Maar die blasfemiewet heeft ook al niets met de islam te maken. Bovendien is het een geruststellend idee dat wereldwijd door moslims massaal tegen de vervolging van Asia Bibi wordt gedemonstreerd.

Incidentjes zijn er ook rond de vrijheid van meningsuiting in het Westen. Opwinding over beledigende cartoons bijvoorbeeld, met zelfs moordpogingen op tekenaars als Kurt Westergaard en Lars Vilks. Maar deze bedreigingen en moordcomplotten hebben evenmin iets met de islam te maken. Dat laatste blijkt ook uit de massale protesten van moslims tegen deze aanslagen op de meningsvrijheid. Nergens trekken moslims zich terug in verongelijkt slachtofferschap, nergens zijn er problemen rond integratie, nergens geven bepaalde moslimleiders er blijk van dat ze moeite hebben met het aanvaarden van Westerse waarden.

Islamofobie zou normaal gesproken dan ook geen enkel probleem zijn. Maar helaas, sinds 11 september 2001 hebben de Amerikaanse denktanks, de islamcritici als Robert Spencer en Daniel Pipes en doorgedraaide activisten als Pamela Geller ervoor gezorgd dat er in het Westen een onterechte en irrationele angst voor de islam is ontstaan, nauw vergezeld door wat ex-GroenLinkser Mohamed Rabbae zo treffend ‘islamracisme’ heeft gedoopt.

Deze islamofobie is ook naar Nederland overgeslagen, door het optreden van Geert Wilders, maar eerder al door de uitlatingen van politici als Frits Bolkestein, Pim Fortuyn en Paul Scheffer. Op islamofobe sites wordt deze angst verder aangewakkerd, mede door het overnemen van spraakmakende artikelen van buitenlandse islamofoben. Een voorbeeld hiervan is een in het Nederlands vertaalde, zeer alarmerende serie over de Moslimbroederschap. Met als klap op de vuurpijl zelfs een vertaald weblog over cultureel marxisme van de opperislamofoob Fjordman. Het is niet verwonderlijk dat de Noorse terrorist Anders Breivik deze artikelen citeerde in zijn manifest. Zo werd het giftige gedachtegoed, dat Breivik tot de massamoord in Oslo inspireerde, ook in Nederland verspreid. Wie weet lopen er als gevolg daarvan nu ook hier mensen rond die hardop nadenken over het doodschieten van politieke tegenstanders.

De publicatie van het Amerikaanse Center for American Progress komt dan ook als geroepen. Goed, je kunt natuurlijk stellen dat de serieuze Amerikaanse denktanks wel degelijk een onderscheid maken tussen terroristen en fundamentalisten en bovendien oog hebben voor de miljoenen moslims, die met dit extremistische gedoe niets te maken willen hebben. Maar van dat zoeken naar nuance hebben de makers van het islamofobierapport gelukkig geen last. Als de waanzinnige Pamela Geller beweert dat de Amerikaanse president Barack Obama een moslim is, dan mag duidelijk zijn dat al die andere islamcritici precies dezelfde onzin verkondigen, ook al is dat niet het geval. Goed en wetenschappelijk degelijk werk dus van dat progressieve centrum voor vooruitgang. Zelfs de meest geharnaste islamofoob moet nu tot het inzicht komen dat alle zorgen over bepaalde ontwikkelingen binnen de islam schromelijk zijn overdreven.