Voor Cohen is de martelgang voorbij, maar voor de PvdA beslist nog niet

Door Carel Brendel, 20 februari 2012

Dat het ging gebeuren, zag iedereen al geruime tijd aankomen. Maar toch nog onverwacht gooide Job Cohen vanmiddag de handdoek in de ring. De partijleider van de PvdA stelde eindelijk voor zichzelf vast dat het niet lukte, en dat het ook in de toekomst niet zal lukken. In een korte persconferentie kondigde hij op een waardige wijze zijn vertrek aan. Zijn opvolging zal niet zo simpel verlopen als de hoge-hoed-truc, waarmee Job twee jaar eerder op het schild werd getoverd door zijn voorganger Wouter Bos.

Destijds hoorde ik niet tot de hallelujaroepers. Ik verbaasde me over het ongeremde enthousiasme van de media. Als burgemeester van Amsterdam vond ik Cohen niet zo bindend als zijn campagneteam ons wilde doen geloven. Ik herinner me denigrerende uitspraken over uit de stad vertrokken middengroepen, en ook een door de burgemeester aangezwengelde lesbrief voor het voortgezet onderwijs, een opeenstapeling van alle gangbare clichés over de witte onderklasse. Toch scheelde het niet veel of de PvdA was in 2010 als grootste partij uit de bus gekomen en had een stempel op een nieuw kabinet kunnen zetten. Het lukte dus net niet. Sindsdien komt Cohen niet meer uit de verf. De martelgang is nu voorbij.

Sommige waarnemers zien alweer een nieuwe verlosser opdoemen, opnieuw uit de hoofdstad, in de vorm van wethouder Lodewijk Asscher. Ik moet het allemaal nog zien. De sociaaldemocratie heeft een lange traditie van samenwerking tussen de intelligentsia en het gewone volk. Leiders als Pieter Jelles Troelstra, Koos Vorrink, Willem Drees en Joop den Uyl wisten altijd een brug te slaan tussen de ‘arbeidersklasse’ en een sociaal voelende progressieve elite van leerkrachten, wetenschappers en kunstenaars. Maatschappelijke vooruitgang en culturele verheffing gingen tientallen jaren hand in hand in deze coalitie. Geloof me, tijdens vroegere campagnes van SDAP en PvdA stond er ook een behoorlijke dosis populisme op het menu.

Het grote probleem voor de PvdA is dat de ‘coalitiepartners’ van weleer volledig uit elkaar zijn gegroeid. De volkse achterban staat bij belangrijke kwesties — de Europese eenwording, de bezuinigingen op sociale verworvenheden, het multiculturele debat — lijnrecht tegen een progressieve elite, die zich moreel verheven voelt boven het grauw, dat ‘verkeerde standpunten’ over deze onderwerpen huldigt. Deze nieuwe ‘culturele’ klassentegenstellingen lopen door de gehele maatschappij. Maar de breuklijn loopt recht door de vroegere aanhang van de PvdA. De partij wil per traditie diverse groepen aan zich binden, terwijl er minder en minder te binden valt.

De PvdA wordt letterlijk uit elkaar getrokken. Op links sjort de SP van Emile Roemer, die moeiteloos het oude links-socialistische platform van Den Uyl heeft ingenomen. Rechts lonken de sociaal-liberalen van Alexander Pechtold, die vanuit zijn ivoren toren kan doorgaan met het ontkennen van problemen, die de PvdA inmiddels wel durft te benoemen. Daarnaast loeren de PVV en GroenLinks op PvdA-kiezers, die van de kudde afdwalen. Koerswijzigingen helpen dan weinig. Als de PvdA ‘SP light’ wordt, stemmen de kiezers liever op het origineel. Te veel lonken naar het bakfietsliberalisme van D66 en GroenLinks leidt tot versnelde afkalving in de populistische hoek.

De problemen reiken verder dan alleen een fractieleider, die hakkelde bij een denigrerende aanval van Geert Wilders. Met het vertrek van Cohen is de PvdA nog lang niet uit de problemen.