Karima Bennoune op de bres voor vrijdenkers binnen de moslimwereld
Door Carel Brendel, 7 november 2013
Waar zijn toch die kritische, vooruitstrevende, vrijdenkende moslims? In de afgelopen decennia bleef het vaak pijnlijk stil als deze vraag werd gesteld in het islamdebat. Een heldere poging tot een antwoord komt er nu van Karima Bennoune in haar onlangs verschenen boek Your fatwa does not apply here. Ik kan het boek alleen maar aanraden.
Tijdens de research voor haar boek sprak Bennoune, hoogleraar rechten in Californië, met 286 mensen. Ze trok door Noord-Afrika, het Midden-Oosten en Zuid-Azië. Ze zocht de mannen en vooral vrouwen op, die weerstand bieden tegen het fundamentalisme. In Afghanistan, Pakistan en Mali wagen deze vrijdenkers letterlijk hun leven. Maar ook in landen, waar ze geen direct levensgevaar lopen, voeren deze vrijdenkers vaak een strijd tegen de verdrukking in.
Karima Bennoune is de dochter van een Algerijnse hoogleraar, die zijn studenten onderwees over Darwin en daardoor in de bloedige jaren 90 van de vorige eeuw hoog op de dodenlijst van de fundamentalisten stond. Veel aandacht schenkt ze daarom aan haar geboorteland Algerije. Ze tekende de gruwelijke ervaringen op van overlevenden van de burgeroorlog, die meemaakten hoe hun familieleden letterlijk werden afgeslacht door jihadistische doodseskaders. Moord, verkrachting, willekeur — ook van de kant van het regeringsleger — waren schering en inslag.
Andere hoofdstukken gaan over Pakistan en Afghanistan, waar de vrijdenkers ageren tegen blasfemiewetten of opkomen voor modern onderwijs. Bennoune bezoekt enkele landen ten zuiden van de Sahara, waar de funeste invloed van Saoedische geldschieters zich laat gelden ten koste van de traditioneel liberalere geloofsopvattingen. Terwijl seculiere en vrijgevochten moslims vaak nauwelijks steun en aandacht uit het Westen krijgen, kunnen hun reactionaire tegenstanders zich verheugen op de vrijgevigheid van de oliesjeiks.
Bennoune sloot de research voor haar boek begin 2013 af, nog voor het massaprotest tegen de Egyptische president Morsi, de legercoup en het daaropvolgende geweld tegen de Moslimbroeders. Over de vervolg van de zogenaamde ‘Arabische Lente’ was ze toen al niet erg optimistisch. Ze waarschuwt voor de vrouwvijandigheid van de Moslimbroeders en salafisten. Maar Bennoune geeft aan dat de vrijheidsstrijd in landen als Egypte in meer richtingen moet worden gevoerd, tegen autocratie èn fundamentalisme — ofwel zowel tegen het Leger als tegen de islamisten.
Een theatergroep in Lahore, Pakistan. Een comité van jihadslachtoffers in Blida, Algerije. Een werkgroep voor vrouwenrechten in Nigeria. Een vrouwenbeweging tegen sharia, geleid door de dochter van een liberale imam, in Niger. Ze komen allemaal aan bod in Bennoune’s zoektocht door de Islamitische wereld. De beschreven initiatieven lijken vaak kleine druppels tegen een aanzwellende vloed van fundamentalisme. Kenmerkend zijn steeds de moed en de vasthoudendheid, waarmee de vrijdenkers zich verweren tegen het oprukkende reactionaire gedachtengoed binnen de islamitische wereld.
De schrijfster wil geen afstand doen van haar hardnekkige optimisme. Maar al lezende, grijpt de wanhoop je soms naar de keel. Een van de zaken om wanhopig van te worden is de naïeve opstelling van veel zich progressief en weldenkend noemende Westerlingen. Bennoune: “Er ontwikkelt zich een ongelukkige dynamiek. Sommige fundamentalistische groepen die geen geweld verkondigen, althans niet tegen Westerlingen, worden tegenwoordig als ‘gematigd’ neergezet vergeleken met salafi jihadi groeperingen. Het is kennelijk ‘gematigd’ om te geloven in staatsbestuur via de religie en dat vrouwen geen gelijkheid nodig hebben. Dit etiket verbergt de manier waarop zulke bewegingen de vrijheid van godsdienst ondermijnen, de rechten van vrouwen en minderheden, en de onmisbare scheiding van moskee en staat, en zo het terrein rijp maken voor hun meer extremistische broeders.”
Bennoune is actief op het terrein van de internationale mensenrechten. Ze heeft weinig goede woorden over voor Amnesty International (AI), waarvoor ze enige tijd heeft gewerkt. Ze beschrijft de kwestie rond Gita Sahgal, die bij AI het veld moest ruimen wegens haar openlijke kritiek op de opstelling van deze organisatie tegenover Taliban-verdediger Moazzam Begg en de Cage Prisoners. AI zette zich terecht in voor de rechten van Begg, aldus Bennoune. Maar het was volkomen onjuist om het jihadistische verleden van de Guantanomo-gevangene volledig weg te poetsen en hem neer te zetten als een onschuldig slachtoffer. Niet alleen regeringen, maar ook fundamentalisten schenden mensenrechten, betoogt Bennoune, maar dat zien hun Westerse verdedigers vaak over het hoofd.
Bennoune: “Een karakteristiek Westers links antwoord op moslimfundamentalisme is: gauw over wat anders praten als het onderwerp aan de orde komt. De verjaardag van 11 September is de tijd om de Amerikaanse regering te bekritiseren. Als de neus van een Afghaanse vrouw wordt afgesneden door de Taliban, zeggen we dat er overal geweld tegen vrouwen bestaat. Ik denk dat als we het over moslimfundamentalisme hebben, dat we daar dan ook over moeten praten. Het bestaat. Het vormt een zware bedreiging voor de rechten van mensen met een moslimachtergrond. Het verdient net zo goed een kritische discussie als de Amerikaanse buitenlandse politiek of de Israëlische regering of anti-moslim-vooroordelen.”
Wat valt er aan te doen? In haar slothoofdstuk komt Bennoune met praktische adviezen van de voorvechters die ze heeft gesproken. Enkele antwoorden: duidelijke steun voor seculiere feministische groepen en voor het principe van de universele mensenrechten; steun aan acties ter plaatse om de fundamentalistische indoctrinatie tegen te gaan; openlijke steun voor krachten die de scheiding van religie en politiek verdedigen; maak de vrijheidslievende krachten in de islamwereld meer zichtbaar; ontmasker de mythe van het “gematigde” islamisme, speciaal als het gaat om vrouwenrechten, meningsvrijheid en godsdienstvrijheid. Bennoune: “Velen wensen dat de VS eens goed kijkt naar de eigen politiek waardoor het fundamentalisme is bevorderd — de samenwerking met de Saoedische regering, het financieren van fundamentalistisch groepen in Afghanistan, of het schenden van internationale wetten in landen als Irak.”
Het allerbelangrijkste, aldus Bennoune, is dat mensen hun mond open doen, zoals dat langdurig gebeurde in Algerije in de jaren 90 of zoals in Pakistan kortstondig direct na de moordaanslag op scholiere Malala Yousafzai. Haar slotconclusie samengevat: Zolang mensen hun stem verheffen, is er reden voor voorzichtig optimisme.
Karima Bennoune: Your fatwa does not apply here. Untold stories from the fight against Muslim fundamentalism. Uitg. Norton & Company, New York en Londen, 27,95 dollar.