Polderjihadisme bloeit dankzij breder levend slachtofferdenken

Door Carel Brendel, 21 juni 2014

Azedinne Kbir Bounekoub

Azedinne Kbir Bounekoub

“Moge Allah swt meer jongeren laten opstaan die de voorbeeld nemen van diegene die de aanslag heeft gepleegd in de joodse museum yaa ikwa de shahada is niet enkel in shaam maar ook in belgie te vinden Wallahi hun bloed, rijkdom en hun eer is halal voor ons neem de voorbeeld van mohammed merrah rahimuLlah en wees een doorn in de ogen van deze vijande van islaam.”

Op 4 juni, kort na de arrestatie van de Fransman Mehdi Nemmouche in verband met de terreuraanslag op het Joods Museum in Brussel, plaatste ene “Abu Gastbijshaam” deze ontboezeming op zijn Facebook-pagina. Het Nederlands rammelde behoorlijk, maar wat betreft de inhoud was er geen woord Frans bij.

De echte naam van “Abu Gastbijshaan”, aldus de Belgische journalist en jihadwatcher Guy van Vlierden, is Azeddine Kbir Bounekoub. De 21-jarige Antwerpenaar Kbir, naar verluidt ex-lid van Shariah4Belgium, heeft zich aangesloten bij de Islamitische Staat in Irak en Shaam (ISIS), de meest extreme terreurgroep in de Syrische burgeroorlog.

Zolang “Abu Gastbijshaam” blijft zitten in zijn Syrische gastenverblijf, doet-ie tenminste niets in Nederland of België. Maar zijn uitlatingen demonstreren wel dat de angst voor “tikkende tijdbommen” niet helemaal onterecht is. Ook al tonen de meeste jihadisten vooral belangstelling voor het kalifaat in Syrië en Irak. En ook al zou het waar zijn dat de grote meerderheid van de terugkerende Syriëgangers de draad met werk en studie weer probeert op te pakken. Een alleenstaande terrorist kan veel ellende aanrichten, zo bewijzen de voorbeelden Mohammed Merah, Mohammed Bouyeri, Volkert van der Graaf en Anders Breivik. Een ultra-extremistisch groepje kan dat ook.

In december 2011 was ik in De Balie in Amsterdam getuige van de eerste oprispingen van Shariah4Holland, naast Straat Dawah/Behind Bars een van de voorlopers van de Nederlandse pro-jihadbeweging. Een voornamelijk Vlaamse knokploeg bedreigde er de moslims Tofik Dibi en Irshad Manji. In de zomer van 2012 haalden de shariafanaten hun Britse leider Anjem Choudary naar Nederland. Ik beschreef hun beweging toen als “provo’s, treiteraars en aandachtzoekers — klein maar toch niet ongevaarlijk”.

Op dat moment speelde de jihad in Syrië nog geen rol. Bijna niemand had nota genomen van de Islamitische Staat in wording in het westen van Irak. Twee jaar later gaat het om een aanzienlijk groter gezelschap, dat vergaand is geradicaliseerd en dweept met het gruwelijke geweld van ISIS. NRC Handelsblad en Telegraaf berichten over een uitgelekt AIVD-rapport, dat stelt dat de Nederlandse jihadbeweging ongrijpbaarder en gevaarlijker is dan ooit tevoren. Los van de honderd polderjihadi’s in Syrië en naar schatting dertig teruggekeerden, lopen er mogelijk duizenden sympathisanten rond.

Facebook heeft inmiddels een dagtaak aan het schorsen van gebruikers, die links plaatsen naar de extreem gewelddadige film Salil al Sawarim. Ook islampoliticus Arnoud van Doorn moest een nieuw account aanmaken. De voormalige PVV-meeloper prees de film aan als “een interessante documentaire”. Kennelijk besefte totaaldwaas Van Doorn niet dat ISIS op termijn een grote bedreiging zal vormen voor zijn Saoedische broodheren.

Wat doe je er aan? Het antwoord is niet zo eenvoudig. De jihadisten noemen zichzelf navolgers van de vroeg-Middeleeuwse profeet Mohammed en zijn metgezellen, maar hun totalitaire ideologie (een politiek-religieuze mix van uit de islam gesprokkelde principes en eigentijdse antiwesterse, antidemocratische en antisemitische denkbeelden) en politieke methodes stammen uit de 20ste eeuw en ze beschikken over 21ste-eeuwse technologie.

De westerse pro-jihadis, aangevoerd door Omar Bakri Mohamed en Anjem Choudary, zijn zeer bedreven in het oprekken van de ruimte, die de democratische rechtsstaat hen biedt. Ze zoeken de uiterste grenzen op en trekken zich ijlings terug binnen de lijnen op het moment, dat er gevaar dreigt voor het oprollen van hun beweging. Het is veelzeggend dat tientallen volgelingen van Choudary zijn opgepakt wegens terrorisme. De grote aanstichter zelf heeft er zorgvuldig voor gezorgd dat hij buiten schot bleef. Omar Bakri wist aan de Britse justitie te ontkomen en vestigde zich in Libanon. Daar kon hij ongestoord de jihad blijven preken voor zijn Europese volgelingen. Pas zijn betrokkenheid bij sektarisch geweld in Libanon zelf leidde onlangs tot zijn arrestatie.

Alleen de charismatische autoverkoper Fouad Belkacem alias Abu Imran liep tegen de lamp doordat hij met zijn Shariah4Belgium club over de schreef ging. Of doordat de anti-terrorismespeurders in België ijveriger of minder bevreesd zijn dan in Nederland en Groot-Brittanië. Binnenkort staat hij samen met 45 leden van Shariah4Belgium voor de rechter. Een groot deel van de verdachten zit in Syrië, levend of dood.

Opvallend zijn bepaalde overeenkomsten tussen de pro-jihadbeweging en activistische stromingen uit de tweede helft van de twintigste eeuw. Provoceren, intimideren, het luidruchtig verwerpen van de rechtsstaat (maar er wel voor honderd procent gebruik van willen maken), een eigen subcultuur met onderscheidende kleding, het opzetten van eigen media, het doet sterk denken aan de autonome kraakbeweging van de jaren 80.

Sympathisanten betuigen hun steun aan ISIS vanuit een oranje versierde straat.

Sympathisanten betuigen hun steun aan ISIS vanuit een oranje versierde straat.

Kraker Jack en Kraker Theo van de harde kern uit de Amsterdamse Staatsliedenbuurt hebben plaatsgemaakt voor Abou Moussa en Abou Yazeed van de harde kern uit de Haagse Schilderswijk. Niet alles is uiteraard hetzelfde. De autonome beweging zorgde voor hevig straatgeweld in Amsterdam, de pro-jihadgroepen steken hun energie vooralsnog in oorlogsgeweld in Aleppo.

Hoe moeilijk de beweging is aan te pakken blijkt uit de avonturen van Dick Schoof, de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV). Dit voorjaar beet hij in het stof bij een poging om de “jihadzender” Radio Ghurabaa stil te leggen. Nu steekt De Ware Religie (DWR) de middelvinger tegen hem op.

Het clubhuis van de polderjihad voelt zich sterk dankzij een uitgekiende mediastrategie. DWR brengt nogal gekleurd islamnieuws en opiniestukken, waarin gunstig wordt bericht over ISIS en aanverwante terreurgroepen. Maar de redactie hoedt zich er voor om directe oproepen tot geweld of links naar gewelddadige jihadistische videos op de website te plaatsen. Iemand “murtad” (afvallige) noemen is zo gedaan en werkt bijzonder intimiderend. Ik ben geen jurist, maar ik ben desondanks bang dat het jihadistenclubhuis ermee wegkomt zolang de vaststelling niet is gekoppeld aan een oproep om direct geweld te gebruiken tegen de afvallige.

Het dubieuzere werk wordt uitbesteed aan bevriende social media. De links naar oproepen tot deelname aan de jihad en naar jihadistische slachtpartijen worden vooral verspreid door Facebook-groepen als Shaam al-Ghareeba en Shaam al-Malaahim, die regelmatig worden geschorst wegens overschrijding van de gedragsregels maar even snel weer terugkeren als ze verdwijnen. Facebook-groep Shaam al-Ghareeba 13 staat alweer klaar voor gebruik. Voor zover de oproepers tot jihad ongemaskerd in beeld komen, zitten ze in Syria buiten het bereik van politie en justitie.

Het is daarom de vraag of een juridische actie tegen De Ware Religie succes zal hebben. Hetzelfde geldt voor een gerechtelijk onderzoek naar de uitlatingen van het Haagse raadslid Abdoe “Op naar Bagdad” Khoulani. De partijgenoot van Van Doorn heeft zichzelf volstrekt gediskwalificeerd met zijn sympathieën voor ISIS. Maar een vervolging zal de Khoulani’s alleen maar sterker in hun misvatting dat moslims in Nederland niets mogen zeggen. Een mislukte vervolging zal zijn extremistische splinterpartijtje alleen maar sterker maken.

Het lijkt me nuttiger als de overheid zich concentreert op activiteiten, waarvan de strafbaarheid onbetwist is: directe oproepen tot haat en geweld, ronselen voor de jihad, bedreiging, intimidatie, voorbereidingen tot terreur, mochten die zich voordoen. Daarnaast wordt het hoog tijd om het paspoort en indien mogelijk de Nederlandse nationaliteit af te pakken van mensen, die vechten voor criminele terreurorganisaties in het buitenland. Het is wonderlijk dat er over zo’n simpele maatregel eindeloos wordt gedebatteerd.

Rest de belangrijke strijd der ideeën. Op dat punt valt heel veel te doen. Het is prima en moedig dat imams als Suhayb Salam en Yassin Elforkani zich hebben uitgesproken tegen Nederlandse deelname aan de jihad. Het probleem zit echter dieper dan de nog altijd relatief kleine groep extremisten. Het polderjihadisme hengelt in een visvijver, die vol vis zit dankzij de opkomst van de politieke islam, een veel bredere beweging, die eveneens voor sharia en kalifaat ijvert, maar alleen geduldiger is bij het opstellen van haar agenda. Wie radicale predikers als Khalid Yasin of Haitham al-Haddad in zijn moskee uitnodigt, moet niet raar opkijken als sommige toehoorders opeens naar Aleppo vertrekken.

De polderjihad bloeit dankzij het gepropageerde slachtofferdenken binnen de internationale islam. Op de suggestie dat het Westen er op uit zou zijn om de islam te vernietigen, op de angstzaaierij rond Wilders, op de door de Moslimbroeders geëxploiteerde term “islamofobie” (niet te verwarren met reëel bestaande discriminatie van mensen wegens kleur of afkomst), op de misvatting dat moslims in Nederland niets mogen. Op de sociale druk en intimidatie om islamregels na te leven en geen kritiek te leveren op de islam.

Het tegengeluid blijft zeldzaam. Weinig moslims durven te zeggen wat jongerenwerker Ibrahim Wijbenga afgelopen week deed in een spraakmakend interview met The Post Online: “Moslims, ook ultra-orthodoxe moslims, kunnen in Nederland in alle vrijheid leven en genieten hier veel meer vrijheid dan in de islamitische landen. Dit is het meest perfecte land voor een moslim om te wonen. Je mag je godsdienst uitoefenen zoals je wilt. Dus wat is nou eigenlijk het probleem? Waarom moet je zo’n stennis maken en van elke scheet een punt maken? Toch bestaat er bij een grote groep moslims, met name bij de Marokkanen, het breed beleden gevoel slachtoffer te zijn. Daar leeft het idee dat de Nederlanders alle moslims de zee in willen drijven.”

Zolang Nederlandse moslims, per satellietzender, op internet, vanuit de directe omgeving of vanuit de “antiracistische” linkse hoek, worden aangemoedigd in hun slachtofferdenken, is het vechten tegen de bierkaai.