Niet tegen een kalifaat, wel tegen dit kalifaat — de spagaat van de politieke islam
Door Carel Brendel, 3 september 2014
Minister Asscher wil sleutelfiguren uit de Moslimwereld inzetten om extremisme te bestrijden. Maar wat als die sleutelfiguren niet extremistisch zijn, maar wel radicaal? Salafisten en Moslimbroeders zullen hun invloed vergroten zonder zekerheid dat ze het extremisme kunnen afstoppen.
Op de foto gaan met de grote islamgeleerde Yusuf al-Qaradawi, geestelijk leider van de Moslim Broederschap (MB). Die eer was in het verleden voor weinig Nederlanders weggelegd.
Jacob van der Blom, de oprichter van OntdekIslam en een sleutelfiguur binnen de Nederlandse MB, mocht Qaradawi de hand schudden tijdens een congres van de International Union of Muslim Scholars (IUMS). Amin Abou Rashed, Hamas-fondsenwerver en organisator van Gaza Flotillas, stond ook al eens naast Qaradawi.
Als derde Nederlander in deze eregalerij meldt zich nu Azzedine Karrat. Deze jonge Rotterdammer is imam van de Essalam Moskee, de reusachtige moskee in Rotterdam-Zuid. Karrat reisde in augustus naar Istanbul voor het congres van de European Council for Fatwa and Research (ECFR) — een instelling van de Europese Moslimbroederschap (FIOE), die onder leiding van Qaradawi richtlijnen en adviezen geeft aan westerse moslims.
Karrat ontmoette naast Qaradawi ook Hussein Halawa, secretaris-generaal van de ECFR. Tijdens een congrespauze ging Karrat op de foto met al-Qaradawi. Aansluitend op de ECFR-conferentie vergaderde de IUMS, een college van Moslimbroedergeleerden. Karrat mocht hier kennelijk niet aanschuiven, maar was nog wel in de buurt om de aankomst van de Tunesische leider Rachid el Ghannouchi vast te leggen.
Een nieuw gezicht dus in de Nederlandse gelederen, maar ook het “oude gezicht” doet van zich spreken: jongerenimam Yassin Elforkani, tevens woordvoerder van het overkoepelende Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO). In het najaar van 2013 stapte Elforkani uit de besturen van de MB-organisaties Europe Trust Nederland en Stichting Blauwe Moskee (Amsterdam). Als we af moesten gaan op Volkskrant-verslaggeefster Janny Groen, brak Elforkani met de Moslimbroeders. Volgens Groen stond Elforkani met de rug tegen de muur: “Juist degene die gestreden heeft om de ideologie van de Moslimbroeders buiten de Blauwe Moskee-deur te houden, heeft in de beeldvorming het stempel van een Moslimbroeder gekregen, zegt hij.”
Elforkani stapte wel uit de Moslimbroederschap, maar de Moslimbroederschap stapte niet uit Elforkani. De CMO-woordvoerder bleef spreken en preken in islamitische centra van de MB, zoals de Blauwe Moskee, de Essalam Moskee en De Middenweg, het Rotterdamse dawah-centrum van zijn vriend en vroegere medebestuurder Van der Blom.
Elforkani wekte onlangs de woede van religieuze scherpslijpers, omdat hij begrip toonde voor een uitspraak van het College voor de Rechten van de Mens. Dit college stelde een stagiaire in het ongelijk die ontslagen was omdat ze weigerde mannen de hand te schudden. Elforkani in de regionale dagbladen: “Als je in Nederland een publieke functie wilt bekleden, moet je gewoon iedereen de hand kunnen schudden.”
Na afloop van een preek in De Middenweg legde Elforkani het nog eens uit aan OntdekIslam. Hij baseerde zijn verlichte standpunt op de uitspraken van twee geleerden en drie adviesraden: sheik (Abdullah) bin Bayyah en sheik Qaradawi, gevolgd door de ECFR, de fatwaraad van Marokko en de geleerden van Al Azhar. Bin Bayyah is de vice-president van de IUMS en tevens lid van de ECFR. Vijf namen aanhalen, waarvan er drie direct verbonden zijn aan de Moslimbroederschap, zo raak je natuurlijk nooit je stempel kwijt.
Meer in het nieuws kwam Elforkani door zijn standpunten over Syriëgangers. De jihadfans bedreigen en verketteren hem omdat hij zich al in het voorjaar van 2013 duidelijk heeft uitgesproken tegen Nederlandse deelname aan de jihad in Syrië. Afgelopen maand riep hij, namens de 380 bij het CMO aangesloten moskeeën, op tot een campagne tegen de verheerlijking van de Islamitische Staat, het jihadistische ISIS-kalifaat in Syrië en Irak. ,,We willen vooral laten zien dat de islam barmhartig is en voor vrede staat. Dat moet uitgesproken worden, ook op internet. We willen de islam niet laten kapen en zwartmaken,” zei Elforkani tegen een ANP-verslaggever.
Het is verheugend dat Elforkani zich steeds krachtiger uitspreekt tegen de wreedheden en slachtpartijen, die het kalifaat in naam van de islam aanricht, en zich niet laat intimideren door de Nederlandse ISIS-aanhangers. Tegelijk moet worden vastgesteld dat zijn opstelling aansluit bij wat Moslimbroeders wereldwijd over ISIS denken. In Engeland keerde de door de MB gedomineerde Muslim Council of Britain zich tegen de barbaarsheden in het kalifaat. Op Europees niveau veroordeelde de FIOE de etnische zuiveringen tegen christenen en het vernielen van religieuze monumenten door de kalifaatstrijders in Irak.
Qaradawi stond vooraan bij het veroordelen van de Islamitische Staat. In zijn veroordeling van de zelfbenoemde kalief Abu Bakr al-Baghdadi zei Qaradawi: “We zien uit naar de komst, zo vroeg als mogelijk, van het kalifaat. Maar het uitroepen van de Islamitische Staat is niet volgens de sharia en heeft gevaarlijke gevolgen voor de Soennieten in Irak en de opstand in Syrië. De benoeming van Al-Baghdadi als kalief, door een groep die bekend is door haar wreedheden en radicale opvattingen, voldoet niet aan de strikte opvattingen van de sharia wetgeving. De titel kalief kan alleen worden verleend door de wereldwijde moslimgemeenschap, en niet door een enkele groep.”
Vergelijkbaar was de verklaring van Rachid Nafi, sheik van de salafistische As-Soennah moskee in Den Haag (die overigens niet is aangesloten bij het CMO). Zijn stellingname begint krachtig: “Als je denkt alles te hebben gezien, blijkt het toch een graadje erger te kunnen. Mensen die in de naam van de Islam uit het niets een kalifaatschap uitroepen en dit vieren met het verketteren en afslachten van moslims, waaronder ook Ahl us-Soennah. Zonder eerlijk proces en belastend bewijs worden grote scharen mensen naar de galgen geleid om daaraan opgeknoopt te worden. Plotseling werpt iemand zich als Kalief op en eist van iedereen onderdanigheid en respect. Wie niet gehoorzaamt, wordt een kopje kleiner gemaakt.” Maar in de slotalinea zegt Nafi: “Niemand ontkent dat er ooit een kalifaatschap komt, maar de overleveringen van de Profeet (vrede zij met hem) leren dat het één zal zijn die staat voor rechtvaardigheid, weldadigheid en barmhartigheid.”
Met andere woorden: Deze leiders van de “gematigde” politieke islam zijn wel tegen dít kalifaat, maar niet tegen het principe van een kalifaat. Ze hebben alleen meer geduld, en zoeken in afwachting van de grote dag niet een provocerende confrontatie met de Westerse samenleving, die ten koste zou gaan van hun eigen missie-activiteiten.
Ze zijn niet principieel tegen sharia wetgeving, maar wel tegen de sharia zoals toegepast door de slachters in Raqqah en Mosul. Ze zijn niet tegen de jihad van de islamitische terreurbeweging Hamas (een Palestijnse afdeling van de Moslimbroederschap), maar wel tegen de jihad van ISIS. Ennahda, de partij van de Tunesische MB-leider Rachid el-Ghannouchi, bijvoorbeeld noemde de uitkomst van de Gaza-oorlog tussen Hamas en Israël een “overwinning voor de gematigde islam”.
De voormannen van de politieke islam zitten in een spagaat, en dat voelen de extremisten feilloos aan. Het met de pro-jihad-beweging gelieerde Platform Bewust Moslim heeft Elforkani uitgenodigd voor een “wetenschappelijk debat”. De CMO-woordvoerder heeft de uitdaging aangenomen. De heren zijn nog op zoek naar een neutrale organisator. (Platform Bewust Moslim, geleid door de Gooise prediker Abou Hafs, kwam eerder in het nieuws door een “klopjacht” te organiseren na de vermeende mishandeling van een niqabdraagster in Eindhoven, en door de organisatie op 4 mei van een omstreden symposium over de “Gaza-holocaust”).
AIVD-chef Rob Bertholee stelt deze week in een interview met Vrij Nederland vast, dat het dawa-salafisme niet meer als buffer fungeert tegen het jihadisme van Nederlandse jongeren. Lodewijk Asscher, minister van Integratie, hoopt daarentegen dat “sleutelfiguren in de moslimwereld” in staat zullen zijn om het radicalisme te keren.
Eerste vraag is waarom dergelijke sleutelfiguren nooit buiten de georganiseerde moslimwereld worden gezocht, bijvoorbeeld onder Marokaanse en Turkse Nederlanders, die totaal niet bezig zijn met sharia en kalifaat. In plaats daarvan wordt teruggegrepen op wat sociaal-democratische bestuurders tevergeefs probeerden in het vorige decennium: “Gematigde”, maar in werkelijkheid helemaal niet zo gematigde leiders op het schild hijsen om de extremisten de wind uit de zeilen te nemen. Ik wil overigens niet uitsluiten dat een dergelijke tactiek in bepaalde gevallen kan werken. Maar een eerste voorwaarde is dan wel dat de Nederlandse overheid alle naïviteit laat varen, en zich afvraagt waarvoor de “gematigden” staan. Anders zal na aanvankelijke schijnsuccessen de uitkomst net zo zijn als na het oprollen van de Hofstadgroep: Meer invloed voor salafisten en Moslimbroeders en desondanks – of juist als gevolg daarvan – een grotere voedingsbodem voor het extremisme.