CMO-woordvoerder Yassin Elforkani had veel tegenwind, maar niet van de media
Door Carel Brendel, 18 juni 2015
Boegbeeld van de gematigde islam en steunpilaar van de Moslimbroeders. De opgestapte CMO-woordvoerder Yassin Elforkani was het allebei, al werd alleen het eerste volop bericht door de media. Zijn vertrek lijkt vooral een klap voor integratieminister Asscher, die met Elforkani als gesprekspartner irreële sociaal-democratische dromen over een liberale polderislam nieuw leven wilde inblazen.
Nogal onverwacht werd Yassin Elforkani in het najaar van 2012 woordvoerder van het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO), de voornaamste gesprekspartner van de Nederlandse regering namens 85 procent van de moskeeën. Tot dat moment namelijk was Elforkani actief voor organisaties binnen de concurrerende, veel kleinere en inmiddels in coma verkerende Contact Groep Islam (CGI).
Even onverwacht geeft de voormalige jongerenimam er nu de brui aan. Gisteren liet Elforkani aan het ANP weten dat het CMO-woordvoerderschap een te zware wissel trekt op zijn privé-leven.
Bij dat laatste kan ik me iets voorstellen. Het is een hele klus om het woord te voeren namens twaalf vaak met elkaar overhoop liggende organisaties met diverse etnische achtergronden en uiteenlopende belangen. Je kunt het bijna niemand naar de zin maken. Als “gezicht van de gematigde islam” liep hij soms ver voor de zeer conservatieve troepen uit. Zonder “rugdekking”, aldus zijn vriend Ibrahim Wijbenga.
En dan was er ook nog de tegenwind van buiten de eigen moskeekoepel. De steeds invloedrijkere salafisten zijn niet aangesloten bij het CMO. Daarnaast is Elforkani het mikpunt van jihadfans, die zijn stellingname tegen deelname van Nederlandse jongeren aan de jihad in Syrië niet kunnen verkroppen.
In deze lastige setting was inconsequent gedrag bijna onvermijdelijk. In 2013 waarschuwde Elforkani namens het CMO tegen “inmenging door Marokko en Saoedi-Arabië” in de opleiding van imams. Kort na die waarschuwing nam Elforkani — op dat moment zelf bestuurder van de Koeweitse Blauwe Moskee in Amsterdam – als spreker deel aan een jeugdkamp van de Nederlandse Moslimbroeders, dat werd gesponsord vanuit Saoedi-Arabië.
Twee jaar later is ook Marokkaanse inmenging opeens prima. Elforkani maakte eind mei namens het CMO bekend dat er tijdens de ramadanmaand 45 Marokkaanse imams worden ingevlogen om hier een “gezonde islam” uit te dragen.
Over één ding had Elforkani niet te klagen: tegenwerking door de gevestigde media. Vanaf zijn komst (in 2007) als jongerenimam naar de Amsterdamse probleemwijk Slotervaart tot aan de dag van vandaag kan hij rekenen op een welwillende pers. Eindelijk hadden de journalisten na lang zoeken de speld in de hooiberg gevonden: een “gematigde imam”. Zo iemand maak je het niet lastig door het plegen van onderzoek of door hem te wijzen op zijn tegenstrijdige uitspraken. Het duurde maar liefst veertien maanden voor de inhoud van een kritisch blog van het duo Steilberg en Metin over een onderzoek naar islaminternaten door Elforkani’s bedrijf Vizea doordrong tot de kolommen van NRC Handelsblad.
Neem het juichende portret dat de Volkskrant op 31 mei over hem publiceerde. Daarin werden de critici van Elforkani weggezet, of als extremistische moslimjongeren, of als rabiate figuren uit het anti-islamkamp. Volgens het Volkskrant-profiel werd Elforkani bijvoorbeeld door reaguurders van website ThePostOnline gediscrediteerd als “een fan van islamgeleerde Al-Qaradawi, een kwaadaardige Jodenhater”.
Pardon? In dit geval heeft Elforkani zichzelf gediscrediteerd. In een interview met dagblad De Pers zette hij op 26 mei 2008 vraagtekens bij de arrestatie van cartoonist Gregorius Nekschot en kondigde hij een “frisse wind” aan binnen de polderislam. Maar tegelijk noemde hij Al-Qaradawi “een topgeleerde”. Letterlijk zei Elforkani: “Ik ben een fan van Yusuf Al Qaradawi, die geleerde die een soort straatverbod heeft in Europa. Dat vind ik eigenlijk jammer.”
Het bleef niet alleen bij bewondering voor de geestelijk leider van de Moslimbroederschap. Op 1 januari 2010 werd Elforkani voorzitter van Europe Trust Nederland (ETN), de vastgoedorganisatie van de Moslimbroeders, die in 2006 was opgericht door Yahia Bouyafa, een van de grondleggers van de Nederlandse tak van deze beweging.
In mei 2010 zat Elforkani in de organisatie van een congres van de Federatie van Islamitische Organisaties in Nederland (FION), een andere Bouyafa-organisatie. Vooraf was er enig rumoer wegens de komst van de beruchte “islamgeleerde” Salah Soltan, die kort tevoren op een tv-zender van Hamas had verkondigd dat joden matses plegen te maken van het bloed van christenen.
Anti-islam-activist Ben Kok informeerde naar aanleiding van mijn blog over deze zaak bij het Mövenpick Hotel in Amsterdam. Daar wist men niets van een FION-congres. Wel was er een zaal gehuurd door de Yanda Groep, het privé-bedrijf van Elforkani dat later werd omgedoopt tot Vizea.
Kok besloot naar Amsterdam af te reizen om “matseskenner” Soltan aan te spreken op het antisemitische bloedsprookje. Na afloop mocht Kok enkele vragen stellen aan Soltan onder het toeziend oog van Elforkani en Jacob van der Blom, een andere organisator van het FION-congres. Een door Kok gepubliceerde video laat zien hoe Elforkani tenslotte een einde maakt aan het vraaggesprek.
Bijna vier jaar lang, van 1 januari tot 2 november 2013, fungeerde Elforkani als ETN-bestuurslid, eerst als voorzitter, in de laatste maanden als vice-voorzitter. Ook was hij enkele maanden bestuurslid van de Stichting Blauwe Moskee, die in 2013 in het leven werd geroepen om de dagelijkse gang in het Koeweitse centrum in Slotervaart te runnen.
Als Elforkani door de media werd aangesproken op zijn banden met deze beweging, kwam hij met ontwijkende antwoorden. In maart 2011 vertelde hij aan De Pers dat Bouyafa en de FION niets meer te maken hadden met de Blauwe Moskee. De suggestie dat hiermee de Moslimbroederschap buiten de deur was gezet, klopte echter niet. De moskee bleef in handen van ETN en werd onder anderen gefinancierd door de Social Reform Society, de Moslimbroederschap van Koeweit.
In het najaar van 2013 kondigde Elforkani opeens aan dat hij uit het bestuur van ETN en Stichting Blauwe Moskee stapte. In een Volkskrant-reportage heette het: “De jongerenimam staat met de rug tegen de muur. Juist degene die gestreden heeft om de ideologie van de Moslimbroeders buiten de Blauwe Moskee-deur te houden, heeft in de beeldvorming het stempel van een Moslimbroeder gekregen, zegt hij.”
Elforkani had er genoeg van omdat hij zou worden zwartgemaakt door de met ruzie vertrokken Bouyafa en zijn netwerk. “Ik dacht met het schrappen van de FION afscheid te hebben genomen van de Moslimbroederinvloeden, maar weet nu dat ik in een wespennest ben beland. Ik heb ervaren dat je eruit wordt gegooid of zwartgemaakt als je anders denkt dan de Moslimbroeders.”
Het merkwaardige was dat Bouyafa op dat moment de slag om de Blauwe Moskee al lang had verloren en niet meer in staat was om zijn tegenstanders eruit te gooien. Elforkani bleef tegelijkertijd volop meedoen aan jongerenkampen en bekeerlingendagen van de Nederlandse Moslimbroeders. Ook na zijn afscheid als moskeebestuurder bleef Elforkani preken in de Blauwe Moskee, de Essalam Moskee in Rotterdam en “Nieuwsuur-moskee” De Middenweg, belangrijke centra van de Moslimbroederschap. Een weinig consequent gedrag voor iemand die zou hebben gestreden om de ideologie van de Moslimbroeders buiten de deur te houden.
De opmerkelijkste en openhartigste uitspraken over de Moslimbroederschap deed Elforkani eind 2014, aan het slot van een roerig jaar dat in het teken stond van de opkomst van ISIS. Elforkani vond het tijd om het debat aan te gaan over “theologische concepten” die de voedingsbodem vormden voor het jihadisme.
Elforkani in een interview met Trouw: “Die concepten zijn ontstaan in de jaren tachtig, ze komen vaak voort uit sommige stromingen binnen de salafistische wereld of de Moslimbroederschap en ook uit andere kringen. Ze gaan over de heerschappij van de islam, over de islamitische staat en het kalifaat. Dat zijn niet zulke smakelijke ideologieën, ze zijn barbaars zelfs, zeker als het gaat om de handelingen die erin werden bepleit. Al in de jaren tachtig kon je er in Amsterdam lezingen over horen. Toen was het nog theorie, en daar stoorde niemand zich aan. Nu worden die idealen in de praktijk gebracht door jihadistische jongeren. En nu denken we: wat is hier aan de hand!?”
Helaas vroeg de Trouw-verslaggever niet door over de lezingen, die radicale shariapredikers als Khalid Yasin en Haitham al-Haddad nog in 2012 in de Blauwe Moskee mochten houden onder het bestuurlijk regime van Elforkani. Hadden we hier te maken met voortschrijdend inzicht of opnieuw met voortdurende inconsequentie?
De aftocht van Elforkani zal vermoedelijk het hardste aankomen bij integratieminister Lodewijk Asscher. In zijn strijd tegen radicalisering omarmde Asscher de nu vertrokken jongerenimam als de gematigde woordvoerder van de Nederlandse islam. De minister was daarvoor bereid om Elforkani’s banden met de Moslimbroeders door de vingers zien.
Van Asscher’s ferme taal in het integratiedebat is weinig meer over. De minister steunt het CMO-plan rond de Marokkaanse imams en ziet fundamentalistische Turkse organisaties opeens weer als “bondgenoten”.
Na 2004 deed de Amsterdamse burgemeester Job Cohen een poging om een “liberale polderislam” te creëren door “gematigd” fundamentalistische organisaties als Milli Görüs (Westermoskee) en de FION (Blauwe Moskee) te omarmen. Tien jaar later lijkt Asscher bereid om dit in de hoofdstad mislukte experiment op landelijk niveau te herhalen. De wanhoop moet groot zijn.