Scheiding van kerk en staat: Jeanine Hennis doorbreekt de stilte van de VVD

Door Carel Brendel, 15 maart 2011

Eindelijk doet de VVD waarvoor ze is opgericht, het garanderen van de scheiding van kerk en staat, en in het verlengde daarvan de bescherming van haar onderdanen tegen groepsdwang uit religieuze hoek. In een spraakmakend interview met Kustaw Bessems van De Pers pleit het toonaangevende Kamerlid Jeanine Hennis vanmorgen voor een verbod van het dragen van religieuze symbolen door vertegenwoordigers van de overheid. Met andere woorden: geen hoofddoek achter het stadhuisloket. Hennis vindt het verder ongewenst dat kleine kinderen worden gedwongen om een hoofddoek te dragen. Daarnaast wil ze een debat over de omgang met religieuze symbolen op scholen en universiteiten.

Opvallend in het interview is de rustige en weloverwogen aanpak van Hennis. Ze maakt zich niet schuldig aan kopvoddenretoriek. Geen rare PVV-ideetjes over het verbieden van de hoofddoek in de streekbus. Geen regels ook voor de bezoekers van het provinciehuis. Wel duidelijke richtlijnen voor de ambtenaren, die daar namens de overheid deze bezoekers ontvangen. Richtlijnen voor alle religieuze uitingen, dus niet zoals bij Wilders slechts gericht op de aanhangers van één godsdienst. Over een koranverbod of een verbod op de bouw van moskeeën hoefde het vraaggesprek niet eens te gaan. Het mag duidelijk zijn dat dergelijke aantastingen van de vrijheid van godsdienst niet voorkomen in het gedachtegoed van de VVD. Deze vrijheid verdient volgens Hennis overigens geen apart grondwetsartikel, omdat de gewetensvrijheid al wordt gegarandeerd via artikelen over de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering.

Over haar persoonlijke opvattingen laat Hennis overigens geen misverstand bestaan. “Het is gewoon een gevangenis,” zegt ze over de boerka. En over de hoofddoek: “Het is niet mijn ding. Omdat het mensen kan worden verplicht. Maar ik ken heel zelfbewuste vrouwen met een hoofddoek, met beide benen in de samenleving. Ik vind het wel problematisch voor kleine kinderen. Waar zit dan de vrije wil? En de gedachte erachter is verwerpelijk: dat je je als vrouw moet bedekken omdat je anders een lustobject zou zijn – hou op!”

De VVD heeft zich te lang stilgehouden over dergelijke kwesties. Maar nu onderscheidt ze zich positief van de PVV. Desondanks begon het gemekker direct na de publicatie van het interview met Hennis. Haar opvattingen zijn namelijk moeilijk te verteren voor mensen, die vinden dat religie een streepje voor heeft op niet-religieuze overtuigingen. De seculiere werkelijkheid is moeilijk te aanvaarden, als je vindt dat ‘religie niet uit de mens voortkomt, maar een geopenbaarde waarheid is met transcendente oorsprong, die dus ook buiten het hier en nu relevant is’. Deze omschrijving is afkomstig uit een recent opiniestuk van drie jonge vertegenwoordigers van de confessionele partijen SGP, ChristenUnie en CDA. Wie meent dat godsdienst de geopenbaarde waarheid is, vindt zijn mening al gauw belangrijker dan alle andere opvattingen. Deze denkwijze zit ook achter de – door imams gestimuleerde – drang van rechtzinnige moslima’s om altijd en overal de hoofddoek te willen dragen. De via de ‘geopenbaarde waarheid’ vastgestelde leefregels zijn immers belangrijker dan de regels en wetten van het land.

De bekeerlinge Joyce Van Op den Bosch, het middelpunt van de Belgische Hema-rel, verwoordde het als volgt in een interview met de Standaard. “Vijf jaar geleden ben ik mijn hoofddoek beginnen te dragen omdat de islam voorschrijft dat alleen het gezicht en de handen van vrouwen onbedekt mogen blijven. Intussen is die hoofddoek een deel van mij geworden, ik ben mezelf niet als ik zonder hoofddoek zou buitenkomen.” De jonge vrouw, zo vervolgt de Belgische krant, verzet zich tegen het idee dat de hoofddoek een symbool van onderdrukking is. ‘Integendeel, voor mij is dit een symbool van vrijheid. Het is een manier om mij te onderscheiden, om mij te uiten als moslima.”

Het bewuste Hema-filiaal heeft deze kwestie op alle mogelijke manieren verkeerd aangepakt. Het bedrijf had vooraf geen duidelijke kledingregels, nam Van Op den Bosch aan met een hoofddoek, liet zich bij haar hoofddoekverbod vervolgens inspireren door de klachten van klanten, en kwam uiteindelijk met een vernederende oplossing: overplaatsing naar het magazijn. De foute aanpak door de particuliere onderneming Hema betekent echter niet dat er bij de overheid geen grenzen mogen worden gesteld aan religieuze uitingsdrang. De burger mag namelijk verwachten dat vertegenwoordigers van de staat – onder anderen gezagsdragers, rechters, politiemensen, mensen achter het stadhuisloket, leraren in het openbaar onderwijs – het uiten van hun religieuze overtuiging voor de vrije tijd bewaren.

In het verlengde daarvan ligt ook de bescherming van de burger tegen religieuze groepsdwang. Op dat punt hamerden de GroenLinksers Femke Halsema en Brechtje Paardekooper, toen zij afgelopen najaar het hoofddoekverbod op een middelbare school in Antwerpen verdedigden. Met deze ordemaatregel wilde de directrice de sociale druk, vooral op de zonder hoofddoek rondlopende meisjes uit moslimkring, op het schoolplein verminderen. Merkwaardig was dat Halsema een verbod van hoofddoeken bij de politie – scheiding van kerk en staat – wel vernederend vond.

We zullen zien hoe de linkse partijen op het interview met Hennis reageren. Pakken ze de kans aan om zich te onttrekken aan de angst voor Wilders? Zijn ze bereid om het debat op een normale manier te voeren? Of grijpen ze terug op oude reflexen en dooddoeners over ‘islambashen’, ‘het gure klimaat’, ‘racisme’ en ‘onder het juk van Wilders doorgaan’?

Duidelijk is wel dat het debat over de hoofddoek geen gepasseerd station is, zoals de voorstanders ervan onophoudelijk hebben verkondigd. Het gaat over meer dan ‘een stukje stof’. Verontwaardiging en zelfbeklag naar aanleiding van de uitlatingen van Hennis zijn daarom onterecht.