Het Verraad van Links kwam vier jaar te laat

Door Carel Brendel, 5 oktober 2011

Wat vliegt de tijd toch snel. Vier jaar geleden verscheen de eerste druk van Het Verraad van Links, mijn boek over de verhouding tussen socialisme en religie. Daarin deed ik tevens een oproep aan de linkse partijen voor een andere koers rond de onderwerpen islam, immigratie en integratie. Bij NRC Handelsblad belandde ‘Het Verraad’ in de weggeefkast voor onbesproken ‘neo-con’ boeken. Bij andere dagbladen en tijdschriften kreeg het wel meer of minder welwillende aandacht. Ook was ik te horen bij de VPRO, de EO en de Nederlandse Islamitische Omroep.


Een officiële reactie vanuit de Partij van de Arbeid – als erfgenaam van de SDAP de meest bekritiseerde politieke partij – kwam er niet. Wel kreeg ik positieve reacties van individuele – ‘liefdevolle’ – PvdA-leden, die probeerden hun partij tot een andere koers te bewegen. Er kwam een tweede druk van Het Verraad van Links. Binnenkort verschijnt de derde druk, want er blijft kennelijk vraag bestaan naar mijn historische terugblik op de sociaal-democratische malaise.

De neergang wordt natuurlijk niet alleen veroorzaakt door de opstelling rond islam, immigratie en integratie. De politiek gaat over veel meer zaken: over inkomens en uitkeringen, over Europa en de euro, over milieu, criminaliteit, onderwijs en volkshuisvesting. Maar de drie i’s van H.J. Schoo keren hardnekkig terug. Ze hebben alles te maken met het nieuwe stemgedrag van de kiezer, met het vervagen of veranderen van oude sociaal-economisch links-rechts-breuklijnen, en het onstaan van nieuwe sociaal-culturele tegenstellingen.

Achteraf gezien heb ik mijn boek vier jaar te laat geschreven. Tussen het najaar van 2002 – de zelfvernietiging van de LPF – en het voorjaar van 2006 – de electorale uitschieter bij de gemeenteraadsverkiezingen – had de PvdA de kans om af te rekenen met de oude vormen en gedachten van het multiculturalisme. Een ‘window of opportunity’ heet dat op zijn Engels. De aanvankelijk succesvolle partijleider Wouter Bos had alle krediet om de PvdA in een realistischere richting te sturen. Van de LPF viel niets meer te vrezen. Geert Wilders was nog een onbekend Kamerlid. Jan Peter Balkenende de leider van een onpopulair centrumrechts kabinet met de PvdA als belangrijkste oppositiepartij.

Bos liet deze mooie gelegenheid liggen. Na een veelbelovend begin maakte hij pas op de plaats. Het injecteren van de samenleving met angst voor VVD-minister Rita Verdonk had meer prioriteit dan een hervorming van de eigen gelederen. Het leidde tot het korte termijnsucces van maart 2006. Een wrak fundament voor de toekomst. De schitterende voorjaarszege van 2006 was mede te danken aan een toevloed van allochtone voorkeursstemmen. Bos waarschuwde voor ongelukken, en die kwamen er ook. Raadsleden die steniging goedkeurden ‘als het maar volgens de regels verliep’; die petities van de extremistische organisatie Hizb ut-Tahrir ondertekenden; die verklaarden dat homoseksualiteit niet mag van de Koran. Dat alles gepamperd met subsidies voor gescheiden zwemmen, aparte overheidsloketten in de moskee, en de inschakeling van ‘bruggenbouwers’ als Tariq Ramadan. Kortom, een voortzetting van de al 30 jaar door de oude PvdA-achterban afgewezen politiek.

Een belangrijk deel van het oorspronkelijke PvdA-electoraat vertrok naar andere partijen. Bos reageerde met een zigzagkoers. We moesten niet bang zijn voor polarisatie of voor de toon van het debat als het ging om de integratie. Maar na de tegenvallende Kamerverkiezingen van 2006 zette hij Ella Vogelaar op een sleutelpositie. Deze minister was de verpersoonlijking van een achterhaald multiculturalisme. Ze trok de prachtwijken in alsof Frits Bolkestein, Paul Scheffer en Pim Fortuyn nooit hadden bestaan.

Anderhalf jaar en vele desastreuze peilingen later herstelde Bos deze personele inschattingsfout. Op weinig elegante wijze stuurde hij Vogelaar weg. Kort daarna, eind 2008, begin 2009, probeerde hij samen met partijvoorzitter Lilianne Ploumen een nieuwe koers uit te zetten rond het thema integratie. Waar een partij als D66 onder Alexander Pechtold nog in de totale probleemontkenningsfase verkeert, durfde de PvdA onder Bos het debat aan te gaan.

De liefdevollen reageerden juichend, maar een deel van het partijkader verzette zich hardnekkig. De toon van de nota was ‘te negatief’. De partij zou toegeven aan de agenda van Geert Wilders en Rita Verdonk. Afdelingen dreigden de nota kapot te amenderen. Met het vertrek van Ella was het Vogelarisme binnen de PvdA nog lang niet dood. Met wat kleine aanpassingen werd de nota-Ploumen door een partijcongres aangenomen, maar voor de weggelopen kiezers was de boodschap duidelijk: er zouden geen wezenlijke koersveranderingen komen. Tijdens dit congres zetten Ploumen en Bos een zwaar ingepakt 12-jarig meisje van een salafistische school als rolmodel in het zonnetje. Symbolischer kon het bijna niet.

Met de aflossing van Wouter Bos door Job Cohen mocht de verstokte PvdA-aanhang twee maanden hopen op een wonderbaarlijke heropstanding. Jobs grote kracht – besturen en de boel bij elkaar houden, op zich een goed streven – kwamen minder van pas tijdens de verkiezingscampagne en in zijn andere rol als oppositieleider. In de peilingen is de PvdA terug bij het lage niveau onder Bos. De crisis wordt zichtbaar door het met veel geraas vergezelde vertrek van Ploumen.

Een snelle uitweg is er niet meer. Die komt er ook niet door meer zichtbaarheid van Job Cohen. De ontevredenen over het multiculti-beleid zijn al veel langer afgehaakt. Zij komen niet gelijk terug door enkele krachtige uitspraken over islam of integratie. Een straffere koers rond de drie i’s zal in eerste instantie zelfs tot verdere teruggang leiden door wrijvingen met de islamitische achterban. Nu al klinkt het geluid dat allochtone politici als Ahmed Marcouch (en GroenLinkser Tofik Dibi) de populisten naar de mond praten en de belangen van moslimkiezers niet goed behartigen. Cohen kan niet voor- of achteruit, want zijn kiezers lopen links en rechts weg. Neo-liberaal denkenden worden beter bediend door D66, de vakbondsvleugel kiest voor de SP als enige echte sociaal-democratische partij.

Ik denk daarom dat het probleem verder reikt dan de vraag of Bos, Cohen of de door velen als kroonprins genoemde Lodewijk Asscher aan het roer staat. De patiënt heeft veel meer ziekteverschijnselen. De pijn zit ook op lokaal niveau. Het onvermogen om faalburgemeesters als Wim Cornelis (Gouda) en Aleid Wolfsen (Utrecht) weg te sturen is een ander symptoom. Als er geen duidelijke boodschap meer is, dan rest er voor het tweede echelon van de bestuurderspartij slechts één reddingsboei, het pluche.

Met Het Verraad van Links trok ik aan een dood paard. Maar een zinloze exercitie is het niet geweest. De analayse van (een van de) oorzaken van de linkse malaise blijft van waarde. En met de tien punten van het laatste hoofdstuk kunnen ook andere politieke partijen met interne verdeeldheid over de drie i’s hun voordeel doen